overeenkomst doet de vraag rijzen of de schrijfster tot haar waardebepalingen komt dank zij, of ondanks haar methode.
Deze methode is, zegt zij onomwonden, h.i. de beste, maar die overtuiging is niet haar enig axioma. Haar gezichtspunt brengt mee, dat de waarde van het kunstwerk voor haar in wezen bepaald wordt door de ruimte van het maatschappelijk uitzicht der kunstenaars en deze wijdheid van blik is h.i. slechts dien kunstenaar gegeven, die midden in zijn tijd staat. ‘De eigenlijke taak van den kunstenaar’, zegt zij, ‘is een stem van zijn tijd te zijn’ en inderdaad ligt hier voor haar de beslissende norm.
De schrijfster verzuimt vast te stellen wat zij in de verschillende gevallen onder ‘den tijd’ verstaat en het is ook vrijwel ondoenlijk, maar men benadert haar onomschreven standpunt in dezen het best door onder ‘den tijd’ de nieuwste maatschappelijke stromingen van een tijdperk te begrijpen en de conflicten die daardoor ontstaan met de bestaande orde. Is deze interpretatie juist, dan zal zij ‘De Wilde Kim’ van A. Roland Holst een minder kunstwerk moeten noemen dan Last's ‘Zuiderzee’ en daarmee lijkt mij het ontoereikende van haar standpunt met éen concreet voorbeeld, dat zonder moeite te vertienvoudigen is, eigenlijk reeds aangetoond. Hoezeer zij gekant is tegen een smalle basis blijkt overal in haar werk en met nadruk in de uitspraak, dat wie aandacht heeft voor sociale problemen gunstig afsteekt bij den op dit punt afzijdige en uit de bewering dat de sociale romans van Dos Passos, Plivier, Sjolochow en Ehrenburg tot de allereerste gerekend moeten worden.
Deze opvatting, die misschien theoretisch niet hoeft te volgen uit een historisch-materialistisch apriorisme, maar er in de practijk onvermijdelijk mee samengaat, miskent de beslissende waarde van het formaat, het gehalte, den rang. Ook als de blik beperkt is en afgewend van het sociale gebeuren, kunnen werken ontstaan die tot de toppen reiken van de litteratuur. Men denke aan boeken als ‘Barnabooth’, ‘Le grand Meaulnes’, ‘Wuthering Heights’, ‘Der Prozess’. Zij staan, in rang, niet achter bij ‘Der Zauberberg’, ‘Ulysses’, ‘Anna Karenina’ of ‘Les Thibaults’ en zij overtreffen alles wat door Dos Passos, Sjolochow, Ehrenburg en Döblin geschreven is. Een litteratuurbeschouwing, die voor dezen beslissenden factor geen zin of geen ruimte heeft, is in laatste instantie ontoereikend.