39
Vincent Haman. - De roman van Paap, die thans voor de tweede maal wordt herdrukt, is niet alleen de enige roman die over Tachtig geschreven is, maar voor sommigen tevens de beste roman door de Tachtigers voortgebracht. Laat men Emants, Couperus en Streuvels buiten beschouwing - er is enige reden om dit te doen - dan is deze bewering hoe weinigzeggend dan ook, gÜrotendeels juist.
De Tachtigers waren zeker niet in de eerste plaats romanciers en de stelling dat Paap's roman leesbaarder is dan de romans der andere Tachtigers komt goed beschouwd hierop neer, dat hij ‘Een Liefde’, ‘De kleine Republiek’, ‘De kleine Johannes’, ‘De Nachtbruid’ en ‘Van de koele Meren des Doods’ overtreft. Ik voor mij geloof dat een aanzienlijk besnoeide, verbeterde editie van het laatste boek, de vergelijking met Paap's meesterwerk glansrijk zou kunnen doorstaan, maar dit soort vergelijkingen is meestal vrij zinneloos. Ik maak de opmerking dan ook alleen om twijfel te wekken aan de uitspraken van Ter Braak en van Stuiveling, die ‘Vincent Haman’ sterk overschatten, en om er op te wijzen hoe weinig hun vergelijking met alle andere romans van '80 - het zijn er welgeteld vijf - ten slotte zegt.
Het innerlijk verval van Vincent had met weinig moeite een veel ingrijpender en aangrijpender verloop kunnen hebben. De fout van Paap ligt hierin, dat hij het zich, niet alleen ten aanzien van '80 in het algemeen, maar ook ten aanzien van Van Deyssel te gemakkelijk heeft gemaakt. ‘Bovendien is het de zwakste kant van Tachtig, dien Paap aantast: de woordkunstmanie, het zoeken naar stijl-in-woorden om een manco aan levensstijl te verbergen; op figuren als Verwey en Gorter heeft deze satyre geen vat en wil zij ook geen vat hebben’, zegt Ter Braak in zijn inleiding bij het boek, maar zonder blijkbaar te beseffen, dat dit aanvallen in de zwakste flank den roman drie-kwart van zijn bewijskracht ontneemt. Paap tekent Kloos nádat hij als mens en als dichter innerlijk verlopen was en in mindere mate doet hij hetzelfde met Vincent. ‘Vincent Haman’, schreef Ter Braak in het opstel ‘Paapse sympathieën’ ‘is brillant, hij heeft veel talent, hij heeft zelfs een constant verlangen om over zijn brille en talent heen te komen; vergeleken bij zijn navertellende en bloemlezende voorvaderen heeft hij de bewegelijkheid van het genie; temidden van zijn wauwelende vroegrijpe, maar nauwelijks-geboren mede-litteratoren is hij een wonder van oor-