Critisch proza
(1979)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 569]
| |
mij altijd zeer sympathiek. Vooral ook de wijze waaróp zij de liefde gevoelden: zij houden van Holland met den wisselenden, dikwijls wanhopigen hartstocht waartoe iedereen die nog houdt van dit land, in deze tijden gedoemd wordt en met een genegenheid die zich op geen andere wijze meer uiten kan dan door revolte, verachting en haat. Voor een dichter is de zaak nog iets samengestelder: desnoods tégen zijn politieke overtuiging in moét hij houden van zijn land en zijn volk, omdat hij leeft met hun taal, hun sterkst en zuiverst bezit. Dat hij omgekeerd die taal bezielt en bevrucht, verinnigt zijn genegenheid slechts. Maar de gedachte aan den hollandsen mens is in staat hem deze genegenheid ook tegenover zichzelf te doen loochenen. Soms ziet zijn verbeelding de streken der hollandse duinen en polders en het onvergelijkelijk rivierverschiet zónder die mensen - en het wordt een groots maar tevens doods paradijs. |
|