24
Ik geloof, dat critiek enerzijds niet technisch genoeg kan zijn. De materiële zijde: de gedachten, de gevoelens, de associaties, de gewaarwordingen, de voorstellingen, de aandoeningen - dit alles is voor den lezer ook zonder inlichting vatbaar. Het leven waaruit de poëzie is ontstaan is een object voor de psychologie. Maar pas bij de omzetting van dit leven begint de geboorte der poëzie; en wie kan beter beoordelen dan een dichter in hoeverre die omzetting van ongeschapen droom in geschapen werkelijkheid is gelukt? Wie kent scherper de duizend kansen van falen, de klippen, de remmen, de tegenslagen, de omwegen, de kloven? Wie kent beter de scheppingsgeheimen, de angst onderweg en de spanning?
Doch misschien zijn die dingen den ánders geboeiden lezer totaal onverschillig. Ik kan dan betwijfelen of hij wérkelijk geboeid is, bij een dergelijke onverschilligheid voor het scheppingsproces, en mocht hij antwoorden, dat wat hij den inhoud noemt toch de hoofdzaak blijft in een kunstwerk, dan dient hij te weten, dat deze inhoud evenzeer een product van den vorm is als omgekeerd; dat de wereldschokkende ideeën die hij zoekt en soms vindt in gedichten, misschien ontstonden toen een dichter naar een alliteratie zocht; dat het gevoel, zijn diep-geëerbiedigd gevoel, het gevolg kan zijn van een regelomzetting; dat de inspiratie bij wijlen ontspringt aan het koppigst maakwerk en ‘het loon is van een dag knoeien’.
Juist omdat ik anti-aesthetisch ben, in den gangbaren zin van aesthetisch, omdat ik hecht aan de levenswaarde der kunst, grijpt mijn belangstelling naar de vrucht, naar het lichaam der