Albert Helman
Ik moet bekennen, dat ik geringschatting voor litteratuur bij schrijvers gewoonlijk wantrouw; in negen der tien gevallen trachten zij zich op deze manier van een zelfverwijt te ontdoen; zij willen een mislukking kleineren door zichzelf en anderen wijs te maken, dat het gebied, het niveau, waarop die mislukking plaats had, ten slotte waardeloos is. Vandaar het half pijnlijke, half vermakelijke, steeds ongeloofwaardige dédain, dat hun woede, gekrenktheid en afgunst zo slecht maskeert. ‘Het is maar litteratuur’, in den mond van een schrijver, klinkt m.i. verdacht. Helman behoort tot de mensen, die de levenswaarde der litteratuur altijd uitspelen tegen dien vorm van leven die hun op een ogenblik het naast ligt [de hemel, de liefde, de communistische maatschappij]; doch zijn belangstelling gold ook om huns zelfs wil de filosofie, de katholieke theologie [vroeger althans], de taalstudie, de psycho-analyse, de sociologie, en wie zich de instructieve beschouwing herinnert, die hij ter gelegenheid van Freud's 80sten verjaardag voor de N.R.Ct. heeft geschreven, zal onmiddellijk inzien, dat op het terrein van de psycho-analyse en den invloed daarvan op de litteratuur, zijn kennis en visie allerminst oppervlakkig is. Ik kan niet nagaan, of op al de genoemde gebieden zijn kennis sterk gefundeerd is, maar het is duidelijk, dat hij een neiging tot universele kennis bezit; een streven, dat zich reeds in een veel-omvattende wetenschap heeft gerealiseerd.
De drijfveren, die hem tot deze veelzijdige belezenheid brachten, hielden voor een deel ook verband met het feit, dat hij buiten Europa geboren is en zij wortelden in de ambivalente verhouding, waarin hij zich bevond tegenover de europese cultuur. Hij bezat naast een talent, dat tegelijk zeer koloniaal en zeer europees was, in zijn eerste verhalen de onzekerheid die veel niet-europese intellectuelen kenmerkt, plus de eerzucht een ten dele bestaand, ten dele vermeend tekort in te halen. Deze onzekerheid, die o.m. blijkt uit het voortdurend wisselen van standpunt en maatstaf in zijn critieken, behield Helman tot op dit ogenblik.
Het is duidelijk, dat een kwetsbaar, trots en dromerig jongeling uit de tropen, tegelijk bevreesd en dapper, opgegroeid in een omgeving en sfeer zoals hij die vol heimwee beschrijft in zijn ‘Zuid-Zuid-West’, met stomheid en verachting geslagen moest neerzien op allerlei vooral moralistische en puriteinse hypocri-