Critisch proza
(1979)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 534]
| |
Franz KafkaVoornamelijk ‘Der Prozess’. - De geschriften van Kafka kenmerken zich door een uiterst geheimzinnige zakelijkheid. Ik kan mij indenken, dat men op het eerste gezicht deze aanduiding voor een contradictio in terminis houdt en toch is zij dit niet. Het curieuse is juist, dat men bij Kafka niet kan spreken van een méngsel van geheimzinnigheid en uiterst koele accuratesse, maar dat die accuratesse, ook in haar extreemste vormen, zélf het raadselachtige bevat en dat het enigmatische toeneemt, dreigender, tergender, beangstigender wordt met het verscherpen der zakelijkheid. Er is dus, allereerst, geen sprake van enig dualisme tussen die twee meestal zo uiteenlopende sferen, er is eerder een volkomen en unieke identiteit. Er is geen tweede wereld áchter de phenomenen en dus ook geen zweem van symboliek, want de diepe en diepzinnige betekenis van de feiten en hun realiteit is zo zeer samengegroeid en vereenzelvigd met die feiten, dat de z.g. verborgen zin onoplosbaar erin is overgegaan. Iedere poging om den ideëlen inhoud los te maken van de uiterlijke realiteit is een poging tot vivisectie en doet Kafka tekort. Het phenomenale van zijn werk ligt juist in dit sferisch monismeGa naar voetnoot1. Ik geloof dat dit het ook is, wat, gevoegd bij zijn uiterst persoonlijke geestesstructuur, hem direct onderscheidt van fantastische schrijvers als Meyrink, Hoffmann en Poe. Niet alleen dat bij Kafka het onwaarschijnlijkste en gruwelijkste nog het gezicht en de toon heeft van de meest grauwe, onooglijke, onopvallende alledaagsheid, maar de obsessie die hij teweegbrengt is ontdaan van alle lyriek, van alle vage suggestie, van alle fantastiek. Het is bij Kafka niet slechts onmogelijk bij het laatste woord van zijn verhalen uit den benauwden droom tot de werkelijkheid te ontwaken, want hij heeft den droom geïdentificeerd met de werkelijkheid, en zelfs de illusie dat het vertelde een droom binnen een droom zou kunnen zijn, snijdt hij af. Iedere uitweg, hetzij langs de bochten der fantasie, hetzij door de wolken der associaties is bij hem van meet af versperd: hij laat, hoe zonderling het dikwijls ook bij hem toegaat, geen ogenblik ruimte voor de illusie dat het gebeurde slechts imaginair en buitendien direct afgelopen moet zijn. Men heeft zelfs het gevoel dat zo de realiteit is, dat men altijd in een hel heeft gewoond zonder het geheel | |
[pagina 535]
| |
te beseffen; men is zozeer ingelijfd in de angst dier realiteit dat men, indien er al een overgang mogelijk is tussen de wereld van het boek en die waarin wij dagelijks leven, alléen het gevoel kan krijgen dat het boek slechts een voorbeeld, een vóor-proef is geweest. Aan het einde van Kafka's verhalen ligt het leven onverbiddelijker en wreder vóor ons dan eerst, naakter en tegelijk geheimzinniger dreigend. En nog eens, want hier ligt de oorzaak van de ontstellende uitwerking zijner geschriften, omdat er letterlijk geen ontkomen aan is: de realiteit is niet te ontvluchten in den droom, noch de droom in de realiteit, omdat droom en realiteit hetzelfde zijn, éen onscheidbaar amalgaam van alle levensgebieden, phenomenen en functies; omdat de sfeer van zijn boeken, in het grauwste en kleinste bestek, het universumzelf schijnt te zijn. De horizon is dichtgebouwd, de sterren zijn doodgeschenen, er is geen water, geen bloem, niets dan de levens-woestijn en iedere scheiding tussen de schijnbaar meest-verschillende sferen is fout, omdat het geven van onder-scheidende namen aan het ene, onsplitsbare leven op zichzelf al een vervalsing zou zijn. Ik geloof, dat Poe als artiest universeler en in geen enkel opzicht Kafka's mindere is en toch moet ik bekennen dat de laatste mij sterker aangrijpt en fataler gevangen houdt: zijn boeken zijn, helaas zou men soms zeggen, onvergetelijk in hun benauwend raadselachtige realiteit. Hierdoor is tevens iets aangeduid omtrent zijn stijl, ook in historisch opzicht. Kafka's wereld en stijl zijn ontdaan van alle romantiek en in zekeren zin kan men zeggen dat hij tegenover Poe volledig en haast klassiek hedendaags is. Bij hem is zakelijkheid geen vooropgezet stijl-element, maar de weerspiegeling van zijn nuchteren, onbedrieglijken geest. Onophoudelijk, in voortdurenden strijd met zijn angst, spoort hij zich aan, de realiteit in de ogen te zien, in haar gruwelijk gezicht, en het is deze moed, dit gehoorzamen aan den eis zich niet te onttrekken aan het onmiddellijk gegevene, waardoor Kafka's zakelijkheid de ernst en de waarde verkrijgt van een vonnis, van een gericht. Door het geweten als de drijfveer te noemen van de volharding waarmee hij de werkelijkheid leest, is men tevens Kafka's diepste conflict op het spoor: zijn strijd is een strijd over de vragen naar schuld en rechtvaardigheid, zijn problematiek is vóor alles moreel. Ik zal trachten dit duidelijk te maken door een korte beschouwing van zijn hoofdwerk, de roman ‘Der Prozess’, want met alle bewondering voor een novelle als ‘Die Verwandlung’, | |
[pagina 536]
| |
op zichzelf als kunstwerk al de uiting van een genie, van zijn scheppend werk is ongetwijfeld ‘Der Prozess’ het hoogtepunt en de kern. De roman is geschreven in een gedempt-gespannen, volkomen nuchteren stijl die de suggestie wekt dat de mens leeft in een godverlaten realiteit, eenzaam twistend om gerechtigheid, met de herinnering nog slechts aan een afwezig geworden God. Het leven is een eindeloos gerekt geding en gericht geworden voor Kafka, een rechtszaak waaraan alles en iedereen deelneemt, sommigen haast in een soort van terloopse onverschilligheid, maar waarin hij vervolgd wordt, zonder te weten waarom en tenslotte veroordeeld en geëxecuteerd. Het proces speelt zich af in de heilloos-zakelijke wereld van moderne banken, kerken en kantoren - maar hoe anti-symbolisch Kafka haar ook beschrijft, deze grauwe en slopende realiteit is tegelijk identiek met het meest essentiële leven en in het zoeken naar den zin van het rechtsgeding voltrekt zich een essentieel-menselijk lot. Alleen door eindeloos-volhardend, voorzichtig ontledend te zoeken naar dien zin en naar de vraag in hoeverre men schuldig kan zijn, in het aanvaarden van het persoonlijk hoewel irrationeel schuld-element vindt en ervaart de mens bij Kafka de waardigheid die hem nog rest en in dit uiterste van vertwijfeling schemert tevens de kans op een verlossing, die wellicht in het aanvaarden van dit noodlottige schuldelement zelf zal bestaan en de schim van een messiaanse, eschatologische hoop. Onverbiddelijk is de logica van den bijna bureaucratisch-nuchteren droom, waarbinnen Kafka naar de oplossing zocht, onvermoeibaar geduldig, ondanks zijn kwelling, onverbiddelijk verdiept in het palimpsest van het leven, opgejaagd door zijn angst, vermaand en voorgelicht door het geheugen, den grondslag van het zedelijk leven, de draagster ener erfelijk gedachte schuld en tevens de enige en onmisbare voorwaarde voor ieder besef van verantwoordelijkheid. Hoewel Kafka's levensbeschouwing op enkele punten duidelijk afwijkt van de orthodox-joodse opvatting van het bestaan, is het onloochenbaar dat hier een Jood aan het woord is in den oud-testamentischen en talmudischen zin. Want wat is joodser dan de gedachte van een voortdurend gericht, met de mogelijkheid dus van het ontbréken van schuld, dan de overweging dat een daad wellicht redding zal brengen? Het is waar dat de leer der erfschuld - om nieuwere namen te noemen dan die der Profeten - meer een element vormt bij Kierkegaard en Pascal dan | |
[pagina 537]
| |
bij Buber en dat door de afwezigheid van God het eenzaamheidsbesef bij Kafka extreme en extreem-onjoodse vormen gekregen heeft, maar zijn wezen, zijn denkwijze, zijn problematiek, zijn ethiek, met dien kenmerkend juridischen inslag, is joods. De romans door Joden geschreven zijn vooral in onze dagen talrijk als het zand der zee, maar de kenmerkend-joodse roman [niet in het jiddisch geschreven] van deze zuiverheid en van dit formaat is een uitzondering. De ongewone begaafdheid, de zedelijke moed, de onbedriegelijke werkelijkheidszin, de verwachting van een betere toekomst, al deze ras-eigenschappen leven in Kafka's boeken met ongehoorde en diep-overtuigende kracht. |
|