Deze verzen waren als in dienzelfden tijd geschreven: de zomer droeg daar reeds enkele der kleuren die elders de herfst brengt, wonderlijk gezuiverd en ontaardst: zij bewegen zich in het geheimzinnig tussengebied, waaraan de dubbele schoonheid van het tot in uiterste vervolmaking verklaarde leven en het daarmee diep verweven, helderschone sterven, dat schromend aanvangt, een boeiende bekoring verleent. In het vroege najaar kan soms een blad zo volkomen ontdaan van zijn stoffelijk weefsel verschijnen, alsof het licht zelf als een diep gloeiend vlies tussen zijn nerven hing. Zo verschijnt heel de vroeg-herfstelijke wereld uit de verheldering van het zomerse bloed als een doorschijnend vlies, waarin het licht als kleur geboren wordt: in den herfst is het licht-zelf bloeiend geworden, in den zomer enkel de aarde.
Vroeg-herfstelijk waren de kleuren rondom: in een blauw venster voltrok een ster haar zilveren ondergang; het oud goud van de lamp besloeg de tafel met een gulden vlies en zijn zomen vergingen, als in eigen schaduw, in het verzadigd bruin, dat aan de wanden sliep - en zo vloeiden, in mijn diep-verstilden aandachtskring, de wereld van deze verzen en die der zichtbare werkelijkheid, opgeheven in het oneindige ruisen dier nacht, langzaam in elkander over.
Trakls in wezen rustige natuur en zijn eenvoudig hart hadden van den aanvang af een hang naar het vredig schoongekleurde landleven, al zag zijn gevoel voor de duistere nacht der zinnen en den wilden sprong van het bloed deze dingen, blijkens enkele zijner min of meer arcadische verzen, nimmer onnozel-idyllisch, maar integendeel donker bewogen door zwaar, aards bloed.
In dit deel van zijn werk blijkt voor het eerst - maar hoeveel sprekender nog in hun beider onsterflijke laatste en latere hymnen - in toon en in bouw, zowel van den enkelen zin als van het geheel, een verwantschap met Hölderlin, die wellicht een enkele maal navolging wordt, doch nimmer een onderworpen onteigening: zij werkte bevruchtend. Hier en daar echter is deze invloed wel onmiddellijk te noemen:
Freude glänzt nicht allzu ferne [Trakl]
Freundliches Lachen ist auch nicht ferne [Hölderlin]
Maar noch Trakl noch Hölderlin gaven in het arcadische genre de hoogste vormen van hun wezen en hun verbeelding. Het komt mij voor dat de laatste, hoewel een natuurlijke neiging hem onmiddellijk daarheen wendde, er gaarne verbleef om zich in de dalen der aardse rust en der heldere lucht onbewust, schro-