De anatomische les
(1926)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend
[pagina 69]
| |
[pagina 71]
| |
Charlie Chaplin is de volmaakte, synthetische drager van den modernen geest. Hij is meer dan dat; meer dan de incorporatie van een mentaliteit, meer dan de samenvatting van kenmerken. Hij is de volkomen organisch moderne artiest en de volkomen organisch moderne mensch. Alles, wat zweemt naar egocentrisch zelfbeklag, naar romantisch-verdoezelde treurwilgerij, naar de late, loome sfeer der serres chaudes verliet en verwierp hij. Maar de twee trekken, die de essentieële momenten zijn der moderne gesteldheid, werden één in zijn bloed, en één in zijn magisch gebaar: hij voorvoelt den dreigenden ondergang dezer wereld duisterder, somberder dan de meest-apokalyptisch gestemde der dichters; hij zwerft door den dreunenden metropool, door den vliegenden sneeuwstorm, door de angst der prairiën doodscher en desolater dan één. Zaagt gij hem staan bij dien mageren grenspaal tusschen Mexico en United States? Stond iemand eenzamer, droever, berooider, verder verlaten van God en menschen dan hij? Maar hoe volkomen beheerscht hij dit!: nauwelijks siddert even zijn ooglid, nauwlijks vertrekt hij een spier van zijn mond. | |
[pagina 72]
| |
Als een wervelwind overrompelt hij situaties, als een schrik slaat hij neer in het hart van een feestzaal. Plotseling wordt zijn rietje een scepter, zijn gedeukte hoedje een kroon. Plotseling, even plotseling, duikt hij weg in den maalstroom, teloor en verdwenen, spoorloos vervaagd. Hij heeft de soepelheid van een jongleur, de trillende feilloosheid van een slangemensch, den adem-beklemmenden durf van een acrobaat. Hij doorbreekt naar de kernen den gesluierden schijn; hij stoot het vertraagde hart van de wereld in gang; hij activeert het droomende, schijndoode ding, en het is in ‘La Danse des petits Pains’, of zij uit eigen werkzaamheid dansen, volkomen vrijmachtig en autonoom; of hij, op den achtergrond demiourgos, toeziet, nu hij hun sluimrende zielen ten leven blies. Creator en rampzalig-getroffene der creatie; flitsend doorgronder met het argeloos oog van een kind, vertrapte en heerscher; equilibrist, apokalyptisch equilibrist.
Indien er te leeren valt - en er valt véél te leeren - bedwelm ons dan niet met prae-rafaëlitische schemering; verduizel ons niet in den dreun der fabrieken; dompel ons niet in | |
[pagina 73]
| |
de Lethe van surrealistisch zelfbedrog; laat ons met oogen open van pijn en verwondering in ‘La Ruée vers l'Or’ de volkomen bedwongen ondergang zien van een stervende wereld, en de verbijstrende aantocht van een nieuwe, gloednieuwe Orde! |
|