De anatomische les
(1926)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend
[pagina 17]
| |
[pagina 19]
| |
Ge vindt, in zijn karakter en stijl, die de omzetting van zijn karakter is, begrijplijkerwijs trekken terug, die den aard van zijn tijd hielpen vormen. Die tijd was geladen, gecompliceerd en nerveus. Eenerzijds sloeg in die dagen de romantiek om in barok, en de duizelingwekkend-fantastische vervoeringen daarvan; in de van topzwaarte veelal wankele, maar waarlijk meer dan levensgroote grandiositeiten, die de associatie oproepen van het beeld uit den droom van Nebukadnezar; en ge denkt dan ten eerste aan sommige stukken van Jean Paul, aan die stukken vooral, die Stefan George voor zijn eenzijdige bloemlezing koos. Maar daarnaast werd de ijle, al ragger vervlietende wereldvlucht der aarde-ontsteeg'nen vergeten allengs voor een wilde hèroov'ring der aarde; er ontstond na de zwevende liefde voor sterren en bloemen een driftige drang naar den mensch; en het jubelend, zilver-aetherisch verlangen van een Novalis, dat zich verloren zong naar den dood, werd overstemd door het roepen om vrijheid en brood. De revolutie woelde in Duitschland, als een echo der Fransche; de politiek van den dag, de destijds moderne democratie | |
[pagina 20]
| |
ontrukt zich aan Goethe's hoog en wereldwijs classicisme, dat langen tijd met de romantiek gelijkoptrok. De tijd van das Junge Deutschland brak aan, de strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. Gutzkow was daar een aanzetter van, Ludwig Börne een roekeloos strijder ervoor, Heine daarnaast een slim en bekwaam journalist.
Büchner was ongemeen fel van nature; en felheid werd in den omgang dikwijls geprikkeld tot een irritant scherp-zijn, dat velen van hem vervreemdde. Daarbij kwam een korte, bondige zakelijkheid, die de diepste ontleding in de strakste formule wou vangen, en onderstreepte dit nog; de afgemeten snedigheid van zijn zinnen en stijl, de waaksche gevatheid van zijn hersens en tong, spitsten en bitsten zijne gezegden. Hij was uitermate helder van geest, en een sober, streng observator; zijn vlijmende, flitsende intelligentie werd dikwijls een kritische spot. Maar hij verborg voor velen daarachter een schuw, ingekeerd leven <wir sind sehr einsam, zegt Danton, in de armen zijner vrouw>, en wie verder doordrongen dan tot het stekelig | |
[pagina 21]
| |
oppervlak raakten aan een gebied van teerheid en warmte, van gloed en diepe aanhankelijkheid. Met onbekenden was hij afwachtend, en ingetogen tegenover haastige kwisters met wat hun gevoel docht, en wat hem voorbarige toenaadring scheen, slordig en vluchtig. Hij was teruggetrokken bij overloopende genegenheidsgestes, en stug afwerend bij radde en gladde vriendelijkheid. Maar zijn hart was achter het pantser van zijn gedrag een vlam; eine Feuerseele, zegt een van zijn vrienden.
Van dit alles, dat is van zijn aard, en van het karakter des tijds, voor zoover hij dat deelde, vindt ge den weerslag terug in zijn werk en zijn stijl. De tijd was woelig, gespannen en kenterend: een jong geslacht brak zich baan, een snelle wil sprong vooruit om een nieuwe, aardsche werkelijkheid te veroveren. Daarin stak een hoogmoedige kracht; en de prachtig meesleepende geestdrift van alle jeugd <behalve de onze, die van vandaag>; een spronglust; de trillende veerkracht, de durf en de overmoed. Daarin spookte naast Sturmund-Drang-elementen ook de romantischdweepende Weltschmerz nog rond; daar lagen | |
[pagina 22]
| |
aanzetten in tot een over-plastische vrijmachtigheid, en een over-drastische vrijmoedigheid, waarvoor naturalistische expressionisten van heden zich niet hoefden schamen. Daarin flikkerde de cameleontische weerschijn eener relativistische nervositeit.
In Büchners stijl leeft dit alles: een felle, abrupte zakelijkheid; een nuchtere, klare aanschouwelijkheid, soms plotseling doorbroken door een wild, barok visioen, dat zijn onrust verraadt, en zijn nauwlijks verbeten angst <zoo springt, in een over-spannen raderend uurwerk, plotseling een veer los>; een korte, krachtig-gedrongen slagvaardigheid, een zweepslag, een knal; een snelle, vastberaden voortvarendheid. Deze laatste teekent hem scherp: deze bijna gejaagde voortvarendheid, deze haastige adem, van wie snel een steilte beklimt; deze drift, die gedrévenheid is. Zoo is heel Büchners werk: een snel, krachtig opgezet plan, een driftig, stoutmoedig ontwerp, een greep, een fragment. Geniaal.
Ik geloof, dat het voorgevoel vroeg te zullen sterven hem altijd, veel meer en veel vaker dan | |
[pagina 23]
| |
hij dat uitte, gekweld en opgejaagd heeft. Dat hij, vóórdat 't einde hem zou overvallen, den tocht door het leven spoorslags versnelde, en niet om de vreugde der snelheid alleen, maar om een gròòt landschap te zien; om nog snel, vóór den avond, een top te bemeesteren, want bergen en toppen hadden met name zijn liefde. Er woelde een rustlooze vitaliteit in dit hart. Vandaar deze jacht; deze springende snelheid, dit ongeduld; vandaar deze nijdige, afgebeten zakelijkheid, die kwelling, getourmenteerde onrust verried. Als zijn leven fragment moest blijven, zou zijn werk ook fragment zijn: hij had zijn tijd van leven hard noodig.... Maar soms ook verdeed hij zijn dagen in onnut, in een ongeïnteresseerd laissez-faire: want al boeide het leven hem, hij zou er te kort in verblijven, en alles was wellicht zonder zin, zonder doel. In dien tijd was hij somber, en traag; en Gutzkow kon schrijven: Sie haben selbst viel Aehnlichkeit mit ihrem Danton: genial und träge <met al die traagheid promoveerde hij, twee en twintig jaar oud, tot doctor in de wijsbegeerte, om maar één ding te noemen; al was promoveeren daar en toen wel wat anders dan hier en nu>; en hij zelf, in zijn dag- | |
[pagina 24]
| |
boek: Ich fühle keinen Ekel, keinen Ueberdrusz; aber ich bin müde, sehr müde....
Hij laat, voor de litteratuur, de volgende werken na: Danton's Tod; Leonce und Lena; Woyzeck; <drama's, dramatische fragmenten>; Lenz <fragmentarische novelle>.
De tijd, die het leven hem toemat, was kort. Maar zijn geest, zijn hart en zijn zinnen hebben dien wèl en fel besteed: zijn leven is over de woelige zee van dien tijd een snel en onstuimig bliksemend noodweer geweest, een hoos en een wervelend weerlicht. |
|