‘Gij wilt toch niet, Flink, dat wij dit gedeelte van 't eiland en al de gemakkelijke inrichtingen, die wij er tot stand brachten, voor altijd verlaten?’ vroeg Willem.
‘Ei, zeker niet voor altijd, mijn beste Willem; en daarmee kom ik tot het tweede gedeelte van mijn voorstel. - Zoodra wij met ons yamsplantsoen gereed zijn en alles zoo goed mogelijk in orde hebben, laten wij mevrouw en de kinderen achter en gaan hier weder aan den arbeid. Zooals bepaald is, moeten wij ons tegenwoordig woonhuis opgeven en ons magazijn, dat in het bosch verscholen ligt, tot woning inrichten en zoodanig versterken, dat wij tegen elken onverhoedschen aanval van de wilden gedekt zijn; want in eene vaste woning moeten wij in elk geval terugkeeren, daar wij, als het regenseizoen invalt, niet meer onder de tenten kunnen blijven.’
‘Hoe wilt gij het magazijn dan verschanschen, Flink?’ vroeg mijnheer Wilson. ‘Daarvan weet ik niets. - Wat is zulk een blokhuis eigenlijk.’
‘Dat zal ik u bij gelegenheid uitleggen. - Nu, echter, mijnheer, komt er nog velerlei. Als de wilden hierheen komen, moeten wij ons in allen gevalle met vuurwapens tegen hen kunnen verdedigen. Een enkel man met een geweer achter eene palissade is beter dan twintig, die alleen met knotsen en lansen gewapend zijn, en zóó slechts mogen wij hopen onze vijanden op de vlucht te slaan.’
‘Naar het mij voorkomt, is uw plan voortreffelijk, Flink,’ antwoordde mijnheer Wilson. ‘Hoe spoediger wij daarmee beginnen, des te beter zal het voor ons zijn.’
‘Daar is geen twijfel aan, mijnheer. Het eerste moet wezen, dat Willem en ik op deze zijde van de klippen een doorgang voor onze boot opzoeken; dan zullen wij naar de kleine haven omzien, die wij reeds vroeger ontdekt hebben. Zoodra dit geschied is, keeren wij terug, brengen tenten en al het noodige in de boot, en hebben wij die eerst opgeslagen en alles behoorlijk in orde gebracht, dan kan mevrouw met de kinderen met ons door het bosch trekken en ze in bezit nemen. - Als we 't nu over de zaak eens zijn, mijnheer moesten wij maar zoo spoedig mogelijk beginnen, want wij hebben zeer veel te doen en mogen niet vergeten, dat wij, voordat wij met het blokhuis aanvangen, eerst nog een bezoek op de westkust moeten afleggen, om spijkers en andere benoodigdheden te halen, en als wij daar toch eens bij zijn, kunnen wij evengoed ook eene geheele monstering over onzen voorraad houden.’
‘Wij willen geen dag, geen uur verliezen, Flink; er is toch al te veel tijd verloren geraakt,’ antwoordde mijnheer Wilson. ‘Wat zullen wij vandaag bij de hand nemen?’
‘Bij het ontbijt zullen wij aan mevrouw ons plan mededeelen;