zich naar eigen verkiezing te vermaken. Zoo zag hij niet, waarmee de knaap wel een uur lang bezig was, terwijl hij zelf druk voortarbeidde. Toen opeens echter hoorde hij een luid kreunen, en op de vraag naar de oorzaak daarvan, gaf Thomas geen antwoord, maar jammerde al sterker en sterker, totdat hij eindelijk de handen op de maag legde en zoo hard als hij kon begon te schreeuwen. Daar hij zware pijn scheen te lijden, liet de vader zijn arbeid rusten en bracht hem naar de tent, waar mevrouw Wilson, door het gekerm verontrust, hem te gemoet kwam. Thomas verkoos overigens niet, ergens op te antwoorden, en ging met huilen en jammeren voort, zoodat vader en moeder niet begrijpen konden, wat er de oorzaak van was. De oude Flink, die dat gekerm zoo lang hoorde aanhouden, dacht dat er een ernstig ongeluk was voorgevallen, en kwam nu ook aan. Toen hij hoorde wat er gebeurd was, zeide hij:
‘Maak er staat op, mijnheer, de jongen heeft iets gegeten, dat hem nu kwalijk bekomt. Zeg, sinjeur Thomas, wat hebt gij in den mond gestoken, toen gij daar alleen waart?’
‘Bessen,’ was het snikkend antwoord.
‘Dat dacht ik wel, mevrouw,’ vervolgde Flink. ‘Ik wil eens gaan zien, wat voor soort van bessen het waren.’
De oude man ging ijlings naar de plaats, waar mijnheer Wilson gewerkt had. De moeder was alleen grootelijks beangst, dat het kind iets vergiftigs mocht hebben ingekregen, terwijl de vader uit zijn kleine apotheek een fleschje ricinusolie ging halen.
Flink kwam juist terug, toen ook de heer Wilson in de tent trad met het fleschje, waaruithij den zieken jongen eenige droppels wilde ingeven.
O, neen, mijnheer,’ zeide de oude man, die een takje in de hand hield, toen hij hoorde, welke medicijn het was; ‘daar moet gij hem niet van ingeven, want, naar het mij voorkomt, heeft hij er al te veel van gebruikt. Zie, als ik 't niet mis heb, - en mij dunkt, ik ben vrij zeker van mijne zaak, - is dit de ricinusplant; en hier zijn eenige van de bessen, waarvan onze sinjeur gesnoept heeft. Nietwaar, Thomas, hiervan hebt gij gegeten?’
‘Ja. - O, wat heb ik er eene pijn van!’ kermde de knaap.
‘Dat is verdiend loon. Geef hem maar iets warm te drinken mevrouw, en het zal wel spoedig beter zijn. Onze jongeheer zal nu denkelijk wel onthouden, dat men geen vreemde bessen of vruchten plukken mag, zonder vooraf te weten, dat ze goed om te eten zijn.’
Gelijk Flink gezegd had, was het ook. Evenwel was Thomas den ganschen dag nog ziek en misselijk, en moest al zeer vroeg naar bed worden gebracht.