Mijnheer Wilson ging nu in de tent en vond zijne vrouw weer vrij wat van hare vermoeidheid bekomen, maar al de kinderen vast in slaap. Men wachtte nog een half uur en wekte toen Thomas en Caroline, om gezamenlijk aan tafel te kunnen gaan.
‘Hé, beste Flink,’ riep Willem, toen deze het deksel van den ketel nam, ‘wat een heerlijke soep hebt gij daar toch!’
‘Dat is een zondagskostje, waarop ik u dezen eersten middag eens onthalen wou,’ antwoordde Flink. ‘Ik weet dat gij allen het pekelvleesch eindelijk van harte moe zijt, en daarom zult gij vandaag eens als aan eene burgemeesterstafel smullen.’
‘Maar zeg, Flink, wat is het?’ vroeg mevrouw Wilson. ‘De reuk er van is heerlijk althans.’
‘Eene schilpadsoep, mevrouw; en ik hoop, dat ze u smaken zal. Wanneer ze u bevalt, kan ik haar u, nu wij eens hier zijn, wel meer voorzetten.’
‘Waarlijk zij smaakt keurig, maar er moet nog een weinig zout in. Gij hebt dat toch nog, Juno?’
‘Maar sikkepitte meer. Haast altemaal op,’ antwoordde deze.
‘Hoe moeten wij het dan maken, als onze zoutvoorraad ten einde loopt?’ vroeg mevrouw Wilson.
‘Juno moet ander halen,’ gaf Flink ten antwoord.
‘Ikke halen ander? - Ikke hebben geen zier meer,’ hernam Juno en zag den ouden man verwonderd aan.
‘Daar buiten is het in overvloed, Juno,’ zeide mijnheer Wilson en wees naar den zeekant.
‘Ikke niets daarvan zien kan,’ antwoordde zij.
‘Hoe meent gij dat, lieve?’ vroeg mevrouw Wilson eindelijk.
‘Ik meen alleen, dat wij, als wij zout noodig hebben, ons dat zelven bereiden kunnen, zooveel wij verkiezen. Wij hebben slechts zeewater in een ketel te koken, of ook tusschen de klippen ginds eene drogerij aan te leggen, daar de zon dan het water doet verdampen en het zout op den grond achterlaat. Flink weet dat zoo goed als ik. Op een dezer beide manieren wordt het zout altijd gewonnen, door uitdampen of anders door verkoken, wat eigenlijk hetzelfde is, behalve dat men er spoediger mee klaar komt.
‘Eerlang zullen wij daar het noodige toe gereed maken, mevrouw,’ zeide Flink; ‘en ik zal dan Juno wijzen, hoe zij zichzelve altijd redden kan.’
Iedereen vond de soep uitmuntend. Thomas hield zijn bord zoo dikwijls bij, dat zijne moeder hem eindelijk niet meer geven durfde. Na geëindigden maaltijd bleef mevrouw Wilson met de kinderen alleen, terwijl haar man en Flink met behulp van Juno en Willem de