Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekendDe oprechte godzaligheid..... Hoe menige zijn der nog in onze gemeenten, die nauwelijks en weten, waarinne de oprechte godzaligheid gelegen zij? Hoe vele zijn der nog, die het alles in uitwendig gebaar stellen, dat voor de menschen een schoon oog heeft ende weinig voor God geldt, meenende genoeg voldaan te hebben, als zij eenmaal oft tweemaal ter weken een predikinge gehoord hebben, ende voorts van des heiligen Geestes vruchten, te weten van een oprechte vrede ende vreugde des gemoeds, spruitende uit een vast geloove ende ongetwijfeld vertrouwen op God, ganschelijk niet en weten, ja, dikwijls voor Godes aangezicht in zijne gemeente verschijnen met het herte vol haats ende nijds, ende met de handen vol bloeds ende gewelds, ende voorts kwalijk verstaan, waarinne den grond des Evangeliums gelegen zij, noch hoe zij met God den Vader verzoend zijn, noch hoe de gerechtigheid Godes hun door Christum Jesum geschonken ende de gehoor- | |
[pagina 28]
| |
zaamheid Christi toegerekend wordt, gezwijge dat zij zouden haar vast vertrouwen op God kunnen gronden, dewijle zij God schier niet anders en kennen in haar herte dan voor haren strengen richter, alzoo het merkelijken blijkt, zoo wanneer zij wederGa naar voetnoot1) door den dood oft anderszins met eenige benauwdheid der conscientie vervangen wezende, niet anders op hare eigen werken omme zien dan of zij nooit een enkel woord van den Evangelio gehoord en hadden. (Uit: Trouwe Vermaninge) |
|