Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekendAls een bliksem..... dat is het gerichte ofte de verdoemenisse der wereld, zooals Christus getuigt, dat het licht in de wereld gekomen is ende de wereld heeft de duisternissen liever gehad dan het licht. Daaromme, nademaal zij de liefde der waarheid niet en hebben aangenomen, zoo heeft hun God (na de profetie Pauli) gezonden de kracht ende dadelijkheid der verleidinge, opdat zij den leugenen zouden gelooven. Hetwelke ik alzoo in 't breed verhaald hebbe, niet tot verwijt dergenen, die alsnog in den afgrond der duisternissen verzonken liggen, ende vele min om | |
[pagina 25]
| |
ons zelven, die God daaruit genadiglijk verlost heeft, eenige abelheidGa naar voetnoot1) ofte geschiktheid buiten de anderen toe te schrijven, maar opdat wij ons in dezen spiegel der gerichten Godes zouden spiegelen ende ons zelven te rechte vernederen voor zijne hooge majesteit, hem alle lof, prijs ende eerlijkheidGa naar voetnoot2) van onze zaligheid toeschrijvende ende biddende hertgrondelijk, dat 't hem gelieve de verblinde ende verdwaalde schapen op den rechten weg der waarheid weder te brengen. Maar inzonderheid, opdat wij, aanziende dat inderdaad het Koninkrijke Godes is als eenen bliksemstraal, snellijk verschijnende van uit den Westen tot in den Oosten, wij aan d' eene zijde goeden moed daar uit zouden scheppen, om in den geloove tegen alle aanvechtingen (welke nu ter tijd zeer verscheiden ende menigerlei aan alle zijden haar openbaren) gesterked te worden, ende aan d' ander zijde ons zouden van ganscher herten tot God bekeeren van ons zondig leven, ende met vreezen ende beven zijnen toorne met eene oprechte kinderlijke ootmoedigheid van ons afwenden, opdat hij niet veroorzaked en worde doorGa naar voetnoot3) onze groote ondankbaarheid, het licht des Evangeliums van ons ook snellijk weg te nemen ende te doen verdwijnen, gelijk als eenen wederschijn van eenen bliksem verdwenen is eer men daarop te rechtGa naar voetnoot4) acht heeft genomen. Voorwaar wij hebben hieruit (zegge ik) in den eersten groote oorzaak van ons hoogelijk te troosten ende te sterken in den geloove, als wij bedenken dat gelijkerwijs als aller Koningen ende Potentaten macht ende geweld, ja al waren zij alle op eenen hoop getast, niet machtig en is om eenen wederschijn van eenen bliksem te weren: alzoo en is ook alle hare kracht, geweld, behendigheid ofte schalkheidGa naar voetnoot5) geenszins machtig om den loop des Evangeliums in 't allerminste te verhinderen ofte terugge te houden.
Daarom laat alle de wereld hobben ende tobbenGa naar voetnoot6), woeden ende woelen, laat de zee schuimen ende bruisen, den Duivel met alle zijn geweld tieren ende barenGa naar voetnoot7), wij staan in Godes hand gesloten, niemand en kan ons deren, behalvenGa naar voetnoot8) wij onze oogen opwaart slaan, ende onze hulp van den Heere verwachten die hemel ende aarde geschapen heeft. | |
[pagina 26]
| |
Wij mogen zonder vreeze leven
Al zoude d' aard' haar plaats begeven
End bergen hoog van boven neer
Vervallen tot in 't diepste meer:
Al zoude d' aard haar plaats begeven
Van storm tot in de locht opvaren,
Zoodat 't gebergt van haar geweld
Met grooter vreeze werd ontsteld:
Voorwaar de kleine waterbeken,
Die in haar tochten stille leken,
Vervreugen Godes schoone stad,
Des allerhoogsten heilgen schat.Ga naar voetnoot1)
Wat is het dan, welgeliefde Broeders, dat wij aldus om ons zien, ende met vreeze bevangen zijn? Wij slaan de oogen op de groote gereedschappen van Koningen ende Vorsten, daarmede zij het Koninkrijke Jesu Christi pogen te bestormen: wij tellen de groote menigte van hare schepenenGa naar voetnoot2), galeien ende galjoenen, daarmede zij de zee schijnen te willen overbruggen: wij sprieteloogenGa naar voetnoot3) tot de grootte van hare heirtochten, daarmede zij het aardrijk schijnen te willen bedekken: wij overleggen hare sterke verbontenissen, ende merken op hare listige praktijken, netten, strikken ende lagen daarmede zij den kleinen zwakken hoop der schapen Christi zoeken te vervangen. Maar wij en zien niet wie aan onze zijde is, wij en schouwen de hemelen niet aan om te overleggen, wie dat alles gemaakt heeft, wie de wateren gemeten heeft met der vuist, ende de heuvelen met de vlakke zijn hands, ende het geheele rond des aardrijks met drie vingeren gestichtet, wie de bergen in een weegschale gewogen heeft, ende de heuvelen in een knipwage, voor wien alle Heidenen zijn als een druppel van een eemer waters, ende als een zandeken in een weegschale. (Jesaja 40). Wij vragen zeer angstelijk wat nieuws? wat nieuws? Is er vrede ofte oorloge voor handen? Maar wij en vragen den mond des Heeren niet, die doch alleen voortbrengt het licht, ende scheppet de duisternisse, die alleene maakt de vrede ende scheppet het ongeluk, Jehova de zelfstandige God is die dit alles doet (Jesaja 45). Meenen wij ook dat hij hem uit zijnen stoel zal laten stooten? Ofte dat hij zijne eere iemanden anders zal overgeven, ofte den gesneden beelden zijnen lof ende eerlijkheid? | |
[pagina 27]
| |
Ik hebbe, spreekt de Heere, bij mij zelven gezworen, het waarachtig woord is uit mijnen monde gegaan, ende zal niet terugge keeren, als dat mij alle knie zal buigen, ende in mijnen naam zal alle tonge zweeren (Jesaja 45). Daaromme, lieve Broeders, laat ons doch in dezen beroerden tijd goeden moed scheppen, laat ons onze oogen ten hemel opwaart slaan, want onze verlossinge is nabij, ende met geduld ende lankmoedigheid onze zielen bezitten, verwachtende met vreugden ende blijdschap de toekomste onzes Heeren, Jesu Christi, wiens Koninkrijk nu al schoonGa naar voetnoot1) verschenen is, ende nog dagelijks verschijnt, zonder dat het in der menschen oft eeniger creaturen macht zij zijnen loop te verhinderen. Want zooals wij gezeid hebben, het is als een bliksem verschijnende van den Oosten tot in den Westen, die niemand weeren en kan. (Uit: Trouwe Vermaninge aan de Christelijke Gemeenten van Brabant, Vlaanderen, Henegouwen ende andere omliggende Landen.) |
|