Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |
Zekerheid..... dit is het slot ende determinatie der h. Vaderen van Trenten: Zoo iemand zegt, dat het allen menschen tot vergevinge der zonden noodig zij, gewisselijk te gelooven dat hem zijne zonden vergeven zijn, zonder eenige wankelbaarheid, van wegen zijner eigener zwakheid ende onbekwaamheid, te hebben die zij vervloekt. Want, al is 't schoon datGa naar voetnoot1) God de Heere ons dit zelve ontwijfelijk beloved heeft ende zijn verbond daarmede bevestigd, als dat hij om Christi wille onze genadige God ende Vader wezen wil ende onze zonden niet meer gedachtig zijn, ende wil dezelve om zijnen naam ende niet om eenige onze verdiensten ganschelijk vergeven ende afwasschen, nochtans en mogen wij hem zulks niet ganschelijk toevertrouwen, want of hij schoon zegt, dat hij op ons ende onze zonden niet zien en wil, om ons na de zelve te oordeelen, nochtans wil de heilige kerke evenwel, dat wij altijd een achterdenken zullen hebben, oft het misschien anders kwame; ende daarom zullen wij goede voorraad ende provisie maken van verdiensten ende overtollige werken, om hem diezelve in de hand te steken ende daarmede te paaien, als men een kind met een poppe oft met een kleuter-spaanken paait. Derhalven, al wat Paulus zegt, dat alle kinderen Gods den geest Gods hebben, die hen waarachtelijken ende wisselijken getuigt dat zij kinderen Gods zijn ende derhalven roepen zij: Abba, o Vader! ende degenen die dezen geest niet en hebben, Christo niet toe en behooren, dewijle alle degenen, die in Christo zijn ende hem gelooven, ook meteenen de vrijmoedigheid ende den toegank met een volle vertrouwen door het geloove aan hem hebben, ende dat God, die rijk is in barmhertigheid, heeft ons door zijn groote liefde, daar mede hij ons lief gehad heeft, ook doeGa naar voetnoot2) wij dood waren door de misdaden, levendig gemaakt in Christo, door wiens genade wij zijn zalig geworden ende heeft ons mede opgewekt ende gezetted in de Hemelen in Christo Jesu, makende ons zalig uit genade door het geloove - ende dat niet uit ons, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand en roeme; zoodat niemand van nu voortaan de uitverkorenen Gods beschuldigen kan: | |
[pagina 24]
| |
want God is 't die ze rechtveerdig maakt, en niemand en kan ze ook verdoemen, dewijle Christus voor haar gestorven is, zoodat zij verzekerd zijn, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenige andere kreaturen, zal ze konnen scheiden van de liefde Godes, welke bestaat in Christo Jesu onzen Heere, - met meer andere dusdanige dingen, die Paulus zegt en konnen alle niets gelden: want dat verstaat onze h. moeder de Roomsche Kerke alleen op degenen die uit eenige zonderlingeGa naar voetnoot1) openbaringe zulkesGa naar voetnoot2) verzekerd zijn, ende niet op degenen, die op Gods Woord ende beloften enkelijk betrouwen, want zij heeft eens voor allen besloten, dat een zoodanig vertrouwen zoude een vermetene opgeblazenheid wezen; maar als men op zijne eigene verdiensten, goede werken ende satisfactieën vertrouwet, zoo is men gewis, dat men in de rekeninge effen uit komen zal; oft immers, zoo hier op deze wereld nog niet genoeg gedaan en is, dat zal men voorts hier namaals in het andere leven tot den laatsten pennink toe betalen, zoodat men Gode niet een mijteGa naar voetnoot3) en zal schuldig blijven. Want daartoe heeft zij het zalige Vagevuur verordend. Van het welke wij nu voorts spreken willen, ende bewijzen dat het in de Schriften zoo wel gegronded staat, als de satisfactieën ende voldoeningen, daar wij nu van gesproken hebben. (Uit: De Bijenkorf der H. Roomsche Kerke.) |
|