Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekendHypocrisie.Wij zijn van naturen daartoe geneigd, ende onze herten zijn anders niet dan winkelenGa naar voetnoot2) van alle dobbelheid ende geveindsheid, welke de hand altijd boven houden zal, zoo verre als wij niet dapper ende mannelijk daartegen en strijden. Daaromme zijn de verzoekingen der vervolgingen ende verdrukkingen alijd noodig, ende wij moeten ze met een ootmoedig ende gebroken herte als gehoorzame kinderen aannemen, wetende dat hij straft dengenen die hij lief heeft, ende kastijdt een iegelijk kind 't welk hij aanneemt, ende dat zijne kastijdingen ons voor een getuigenisse ende loseGa naar voetnoot3) oft livreie dienen, dat wij van zijn volk ende van zijne kinderen zijn. Want meenen wij met een halstarrig hoofd daartegen te staan, hij zal nog vele halstarriger wezen, ende zoo onze herten van steen zijn, zijne roeden zullen van ijzer ende van staal wezen. - Laat ons dan toezien, dat wij onze herten niet en verherden, gelijk als onze Vaders deden in den woestijne, opdat hij zijne genade van ons niet weg en neme, ende late ons ende onze nakomelingen in diepere duisternissen vallen dan wij ooit te voren geweest zijn. Want God en kan doch de verachtinge zijns woords niet ongestraft laten voorbij gaan. Ende dat is de enkele oorzake, dat wij aldus de geheele wereld zien ontsteken met bloedige krijgen ende grouwelijke oproeren, - ende nog en zien wij het einde niet. (Uit: Trouwe Vermaninge) |
|