Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekend
[pagina 16]
| |
Den verstrooiden Nederlandschen gemeenten Jesu Christi,die om des geloofs wille hebben uit hare Vaderland moeten wijken, wenschet Philips van Marnix des Heeren vrede ende genade, door Jesum Christum, in de gemeenschap des heiligen Geestes: Amen.U moet ik vrij getuigenisse geven
Van mijne liefd' end broederlijk gemoed,
Die buiten 's lands verstrooid zijt end verdreven
End wèl gerust leeft onder Gods behoed.
Hoe kond' ik u, mijn Broeders, ooit vergeten,
Daar wij doch zijn in éénen stronk geplant?
Al zijn wij nog zoo veer vaneen gezeten,
Zoo kan ons doch gescheiden zee noch land.
Gij zijt, 't is waar, van dit verkeerd geslachte
Onrechtelijk verworpen end' versmaad
End uit uw goed verjaagd met wil end' krachte,
Wordt nog alom vervolgd schier end gehaat.
D' één wordt als vreemdeling verstooten,
Den andren daar verargwaand end verdacht.
Ja gij en zijt geen werelds erfgenooten,
Maar 't vaagsel zelf der wereld schier geacht.
Doch, broeders, 't is om Christi Jesu wille,
Die u aldus hier dobbelvoud vereert,
Want gij in hem gelooft, gerust end stille,
End daar toe nog voor hem nog lijden leert.
Daarom spreekt hij: En wilt u niet vertsagen,
Gij kleinen hoop, dat 't hert u niet bezwijk',
Want 't is voorwaar des Vaders welbehagen,
Dat hij u schenk' dat hemelsch koninkrijk.
| |
[pagina 17]
| |
Ook ziet gij zelfs, dat hij, de springend' ader
Van alles goeds, u hier niet en verlaat,
Maar onderhoudt, niet anders als een vader
Zijn eigen kind, end rijkelijk verzaadtGa naar voetnoot1).
Ik wil mij dan bij uwer liefden voegen
End' spreken uit des Heeren Christi lof,
Om in hem vast te stichten ons vernoegen,
MitsGa naar voetnoot2) hij daartoe ons geeft volkomen stof.
End wil daarom dit boekskenGa naar voetnoot3) u toe schrijven,
Opdat gij meugt volherden in den strijd
End allen rouw end' droefenis verdrijven,
Zijnd' in den Heer volkomentlijk verblijd.
Want in dees schoon schriftuurlijke Lofzangen
Stel ik u voor een beeld end' spiegel klaar
Van onzen Christ, die 't hoofd der ouder Slangen
Heeft met zijn kracht vermorzeld t' eenegaar.
Die d' eind' der Wet en d' eind is der Profeten,
Van ouds beloofd in 't eerdsche Paradijs,
Dies ons de Schrift leert hem alleen te weten
MitsGa naar voetnoot2) wij in hem volleerd zijn ende wijs,
Hij is het beeld van Gods onzichtbaar wezen,
En 't uitgedrukt merkteeken zijner kracht.
God zelf uit God, het licht uit 't licht gerezen,
Die met God heeft een onverscheiden macht.
Hij is de Zoon, hij is den eerstgeboren,
Al voren eer ooit schepsel wezen kreeg,
Eer dag end nacht elkander kwamen schoren,
Eer eerd' oft locht bevormd' het woeste leeg.
| |
[pagina 18]
| |
Hij is Gods Woord, Gods wijsheid niet om vatenGa naar voetnoot1),
Die noch begin, noch eind oft maat en heeft,
Des Vaders hert, des Vaders doen en laten,
Die allen ding' alleen het wezen geeft.
-----------
Want dit heeft God bestemd in zijnen rade,
Dat in hem zoud' de volle volheid zijn
Van alle ding, als zijnde der genade
Alleen de schat end grondeloozen schrijn.
Dit is den Christ, die u heeft uitverkoren
End door 't geloof in hem zelfsGa naar voetnoot2) ingelijfd,
Zoodat gij nu Gods liefde meugt oorborenGa naar voetnoot3)
End eeuwelijk in hem vereenigd blijft.
Want wij zijn doch zijns lichaams eigen leden,
Vleesch van zijn vleesch, end beenen van zijn been,
End mogen nu tot God vrijmoedig treden,
Als zijnd' in hem end met hem in God één.
Wiens tonge kan uitspreken oft vermonden
Zulk een genaad' end wonderlijke daad?
Wiens kloek verstand zoud' konnen ondergronden
Zulk eene liefd' end zulken hoogen raad?
Hoe zoudt gij dan nog stellen daarentegen
Uw tijdlijk kruis, uw ballingschap, uw kwaal?
Alsof zulks iet in 't minste konde wegen
Zijnd' opgehaald in deze tegenschaal?
Zoud' ons de hoop van Christi heiligheden,
Die korts aan ons zal worden openbaar,
Niet konnen dan van deze wereld scheiden
End ons in hem verzetten gansch end gaar?
| |
[pagina 19]
| |
Och, Broeders, is de Heer aan onzer zijden,
Wie kan ons nog doen hinder oft belet?
Is God met ons, wie kan ons wederstrijden,
Daar ons zijn hand zoo menigmaal ontzet?
Die Zijnen Zoon voor ons niet heeft gespared
Maar williglijk gegeven in den dood,
Hoe zal hij ons, zijnd' onder hem bewared,
Niet geven ook al wes wij hebben nood?Ga naar voetnoot1)
----------
Daarom laat ons zijn vroolijk met Maria
En haren Zoon ontvangen met gezank,
En laat ons ook met onzen Zacharia
God onzen Heer voor Christo zeggen dank.
Met Simeon 't kind nemen in ons ermen,
End ons geheel bevelen in Gods hand, -
Zoo zal hij ons ontwijfelijk beschermen,
End brengen ons in 't rechte Vaderland.
Ontvanget dan dees heilige Lofzangen,
End oefent u daarinne dag end nacht:
End ziet dat gij met hertelijk verlangen
End welgerust op Christi komste wacht.
|
|