Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekend
[pagina 14]
| |
Psalm 90.Du bist altoos van d' een geslacht op d' ander
Ons borcht geweest end eenig onderstanderGa naar voetnoot1)
Eer ooit gebergt oft heuvel was gerezen,
Eer eerdrijk vorm, of wereld hadde wezen,
Du waarst, o Heer, dezelve God van macht,
Onwankelbaar in wezen end in kracht.
Du brengst den mensch tot niet hier op der eerden
End morzelt hem als stof van kleiner weerden,
Als du maar spreekst: keert menschen wederomme.
Want in dijn oog zijn duizend jaar straks omme,
Gelijk den dag die gister gink voorbij,
Oft als bij nacht een korte waakgetij.
Du rukt ze weg met stormen ende winden,
Dan moeten zij straks als een droom verzwinden,
Al zijn zij nog zoo frisch en vast gebouwed.
Gelijk een kruid, dat 's morgens versch bedauwed
Het gansche veld met zijne bloem verheugt,
Maar 's avonds ligt verwelkt en zonder jeugd.
Want wij vergaan in dijne toorne-vlagen,
End ons gemoed wordt grootelijks verslagen,
Als du, vergramd, voor dij stelt onze zonden,
Om na dijn recht dezelve t' ondergronden:
End onze schuld verborgen brengst in 't licht
Van dijn klaar oog end goddelijk gezicht.
Want dan gaan straks ons dagen henen vlieten
Voor dijnen toorn, end onze jaren schieten
Zoo snellijk weg, gelijk den galm van 't spreken.
Zelf onzen tijd is met een paal bestekenGa naar voetnoot2)
| |
[pagina 15]
| |
Van tzeventig, oft, zoo wie longer leeft,
Van tachtig jaar, als 't lichaam sterkheid heeft.
Doch is de bloem van deze korte jaren
Zorg, kommer, last end allerlei gevaren,
Zij drijft straks door met ons als of wij vlogen.
Wie merkt nochtans dijns torens sterk vermogen?
Oft wie begrijpt dijn gramschap met den geest,
Na dat du wel behoorst te zijn gevreesd?
Daarom leer ons, o Heer, in alle zaken
Van onzen tijd zoo goede reek'ning maken,
Dat wij ons hert alleen tot goede zeden,
Tot recht verstand end wijsheid wel besteden.
Keer dij tot ons: hoe lange loopt dit aan?
Wil dijner straf dijn dienaars eens ontslaan.
Ja, wil ons, Heer, met gunstigerGa naar voetnoot1) genaden
Van 's morgens vroeg in overvloed verzaden,
Opdat wij ons ons leefdaag lang verheugen.
Wil ons zoo zeer van nu voortaan vervreugen -
Als du ons wel bedrukt hebst end bedroefd,
En langen tijd met tegenspoed beproefd.
Laat doch dijn werk aan dijne dienaars blijken
Voor allen man, en wil ook desgelijken
Dijn heerlijkheid aan hare kind'ren toonen.
Laat Godes lust end gunste bij ons wonen:
Stier al ons doen in dijne rechte baan,
End richt het werk daar wij de hand aan slaan.
|
|