Bloemlezing uit zijn werken
(1938)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
Psalm 69. (Fragment).Help mij o God, want 't water mij verrast
End dringt m' aan 't hert: zoodat ik schier versmore,
Ik zink, ik zink, in deze diepe moreGa naar voetnoot1):
Ik drijve weg: mijn voeten staan niet vast,
Ik ga te grond', mitsGa naar voetnoot2) mij de stroom versmacht:Ga naar voetnoot3)
Ik ben vermoeid van steeds dij na te schreien,
Mijn keel is heesch, mijn oogen zonder kracht,
Van alzoo lang na mijnen God te beienGa naar voetnoot4).
-----------
Trek mij doch, Heer, uit dit slijk op het droog,
Dat ik niet zink, end berg mij voor mijn haters
Uit dezen kuil, en diepen poel vol waters:
Verlos mij Heer, end help mij doch omhoog.
Dat mij den stroom niet gansch en overdekk'
En dat den kuil, daar ik mij nu in vinde,
Haar keel straks toe niet over mij en trekk'
End mij geheel tot in den grond verslinde.
Heer, dijne gunst is lieflijk ende zoet:
Daarom wil doch verhooren mijn gebeden,
Na 't groot getal dijnr' ontfermigheden,
Zie mij, Heer, aan met minnelijk gemoed.
Verberg doch niet van dijnen armen knecht
Dijn aangezicht: want mij is lijdigGa naar voetnoot5) bange,
Haast dij dan, Heer, end geef mij in mijn recht
Een antwoord mild, daar ik zeer na verlange.
|
|