Het boeck der Psalmen. Wt de Hebreische sprake in Nederduitschen dichte
(1591)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– AuteursrechtvrijDit is een vermaninge tot dancksegginge, van wegen der goetgunsticheyt Godes, over syne Gemeynte, ende haere overwinningen, so geestelijck als wereltlijck, die sy doir syne genaede ende cracht verworven heeft. | |
1Halelujah, lovet den HEERE. | |
[1]
Ga naar margenoot+ DIcht een nieu liedt God' onsen Heere:
Sijn lof, sijn cierlickheyt end eere,
Int midden van sijn gunstgenooten,
Moet yegelijck wtstooten.
| |
2
Ga naar margenoot+ Dat Israel tot alle tijt
In sijnen schepper sy verblijt,
Dat Sions kindren allegaer,
Haers Coninx roemen haer.
| |
[2] | |
3
Ga naar margenoot+ Laet hem met trommels ende fluyten
Gelovet sijn, end wilt op luyten,
Op harp end allerhande snaren,
Sijn heerlijckheyt verclaren:
| |
[pagina *]
| |
4
Ga naar margenoot+ Om dat God aen sijn volck heeft lust,
Daer sijnen sin end hert op rust.
Hy brengt de vromen uyt den druck,
Tot eer end groot geluck.
| |
[3] | |
5
Ga naar margenoot+ T'volck dat de Heer heeft uytvercoren,
Sal vreugt in eerlicheyt oorboren.
Ia sullen op haer bed gelegen,
Gods lof met vreugden plegen.
| |
6
Ga naar margenoot+ Uyt haere keel spruyt anders niet,
Dan Godes lofsanck ende liedt:
Sy houden in haer handen weirt
Een scherp tweesnijdend sweirt.
| |
[4] | |
7
Ga naar margenoot+ Om over Heydens te doen wrake,
Na sHeeren vonnis end uytsprake,
End om der volcker hooverdijen,
Wel harde te castyen.
| |
8
Ga naar margenoot+ Om hare Coningen met cracht
Te binden onder haere macht,
End leggen vorsten inden stock,
Met boeyen, onder t'jock.
| |
[5] | |
9
Ga naar margenoot+ End over hun het vonnis geven,
Also in Gods woirt staet geschreven.
Dit is de eer die alle vromen,
Van God den Heer becomen.
Halelujah lovet den HEERE. |
|