Het boeck der Psalmen. Wt de Hebreische sprake in Nederduitschen dichte
(1591)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– AuteursrechtvrijDe Prophete stellende voir oogen de sware aenvechtingen die hy geleden heeft, geeft allen geloovigen een voirschrift, hoe sy sick in haeren druck tot God sullen keeren, ende van hem troost verwachten. | |
1Een Psalmliet, voir den Oppersangmeester, onder de kinderen Korah, [om te singen] op Mahalath Lehannoth. Een berichtsliedt van Heiman den Esrahiter. | |
[1] | |
3
Ga naar margenoot+ Laet voir dy comen mijne clachten,
End mijn hertgrondelijck gebedt,
Neyg doch tot mijn geschrey dijn ooren,
Om my genadich aen te hooren.
| |
[pagina *]
| |
[2] | |
5
Ga naar margenoot+ Ick ben geacht van minder weirde
Dan diemen reeds ten grave doet:
Oft als een man die sonder crachten,
Moet van benautheyt gantz versmachten.
| |
[3] | |
6
Ga naar margenoot+ Ick ben gelijck een lichaem doot,
Van alle kenniss' schier begeven,
Als die vermoort, voorts naer hun leven
Begraven liggen in een sloot,
Daer du niet eenmael wilst op dencken:
Want tsijn dijn handen diese crencken.
| |
[4] | |
7
Ga naar margenoot+ Du hebst my Heer, in eenen put,
In duysternis end doncker gaten,
End leeg' afgronden neer gelaten.
| |
8
Ga naar margenoot+ End dijnen toirn op my geschudt:
Du hebst my plat ter neer geslagen,
Met al dijn golven ende vlagen.
| |
[5] | |
9
Ga naar margenoot+ Du hebst van my vervreimt seer wijt,
Mijn naeste vrienden ende magen:
Du doetst mijn aensicht hun mishagen,
Met eenen grouwel end verwijt.
Uyt desen ancxt, die thert my sluyt,
En can ick geensins raken uyt.
***
| |
[6] | |
10
Ga naar margenoot+ Twelck my so swaer valt, dat my d'oog,
Heel sprietelt ende truert van smerten.
Ick roep' dy daeglijcx aen van herten,
End streck mijn handt tot dy omhoog.
| |
[7]Sal dan een lichaem rot, opstaen,
Om dijnen naem te comen loven?
| |
12
Ga naar margenoot+ Oft die int graf sijn neergeschoven,
Van dijn genade doen vermaen?
End die de doot eens heeft verslonden,
| |
[pagina *]
| |
Heer sullen die dijn trouw oorconden?
| |
[8] | |
13
Ga naar margenoot+ Oft salmen inde duysternis
Dijn wonderdaden openbaren?
End dijn gerechtigheyt verklaren,
Int landt daert al vergeten is?
| |
[9] | |
16
Ga naar margenoot+ Ick steeck vol commers ende sorgen.
End sterf van mijner jeuget af:
Ick draeg dijn schricking' die my crencken,
End maecken my groot achterdencken.
| |
[10] | |
18
Ga naar margenoot+ Die daglijcx my als waterstroomen,
Omcinglen end om verre slaen.
Ick ben alom, waer ick my keere,
Met dijnen toirn' omringest Heere.
| |
[11] | |
19
Ga naar margenoot+ Du hebst van my seer verr' gedaen,
Mijn magen ende beste vrinden:
Die my te voren wel beminden,
End mijner saeck haer namen aen,
Sijn tsamen nu van my geweken,
End hebben heymlijck sick versteken.
|
|