Het boeck der Psalmen. Wt de Hebreische sprake in Nederduitschen dichte
(1591)–Philips van Marnix van Sint Aldegonde– AuteursrechtvrijEen uytnemende heerlijcke prophetije, op de wijse van een bruylofts liedt gemaeckt, aengaende de schoonheyt, macht, cierlijckheyt ende Conincklijcke Maiesteyt Christi Iesu, des eenigen Conincx, bruydegoms ende Overhoofts der Gemeynte, mitgaders oock de uytnemende schoonheyt der algemeyne kercke Godes, ende haer houwelijck met Christo, van wien alle genaden ende gaven seer rijckelijck over haer sijn afvloeyende, met welcke alle geloovigen verciert worden, tot des Heeren loff ende grootmakinge. | |
1Een berichtsliedt voir den Oppersangmmeester [om te singen] op Schoschannim, onder den kinderen Korah, ende is een Liedt van liefden. | |
[1] | |
[pagina *]
| |
reden:
Want op het stuck van sConincks heerlijckheden,
Vloeyt my de tong met dichten aerdich wel,
End als de pen eens schrijvers dapper snel.
| |
3
Ga naar margenoot+ Du bist de schoonst uyt smenschen stam gesproten,
End met genaed, is dijnen mont begoten,
Om dat dy God tot eenen eeuwgen tijdt,
Gesegent heeft end hoog gebenedijt.
| |
[2] | |
4
Ga naar margenoot+ Gord rustig op dijn sweirt, aen dijner sijden,
Du stercke helt onwinbaer in het strijden:
Dijn heerlijck sweirt, twelck aenwijst int gelaet,
Dijn Maiesteyt end Conincklijck cieraet
| |
5
Ga naar margenoot+ Treed in dijn rijck, end heerschappy voirspoedig:
Rijd op end men den wagen seer sachtmoedig
Der waerheyt trou, end der gerechtheyt koen,
So sal dijn handt groot wonderwercken doen,
| |
[3] | |
6
Ga naar margenoot+ Dijn pijlen snel, sijn scherp om doir te rucken
Des vyandts hert, du salst hem onderdrucken:
Want alle tvolck dat dy doet wederstant,
| |
[pagina *]
| |
Sal vallen om, stracx onder dijne handt.
| |
7
Ga naar margenoot+ Dies sal, O God, oock dijnen throon beclijven
In eewicheyt, end sonder eynde blijuen:
Al dijn gebiet, end dijnen Conincx staf,
Bestaet in recht, in billickheyt, end straf.
| |
[4] | |
8
Ga naar margenoot+ Du hebst t'recht lief, end houtst het seer in weirden,
Du hatest oock de godloosheyt op eirden:
Dies heeft dy, God, dijn God met oly blij,
Veel meer gesalft, dan dijn gesellen vrij.
| |
9
Ga naar margenoot+ Dijn cleeding geeft een locht aen alle sijen,
Als enckel Myrrh, end goede specerijen:
Al waer du treedst uyt dijn huys van yvoor,
Daer elck, verheugt, met lofgesanck, dijn oor.
***
| |
[5] | |
10
Ga naar margenoot+ Men mach aldaer oock onder dijn staet vrouwen,
Seer fray verciert, veel Conincx dochters schouwen:
Daer dijne bruyt aen dijne rechter handt,
In louter gout, sit inden hoochsten standt.
| |
11
Ga naar margenoot+ Nu dochter hoor, schoon boven alle schoone,
Sie, neyg dijn oor, end metter daet betoone,
Dat dy dijns volcx voortaen niet meer en heugt,
Noch en gedenckt, des huys van dijner ieugt.
| |
[6] | |
12
Ga naar margenoot+ Den Coninck sal seer vierich sijn bevangen
Van dijner schoont: hem sal nae dy verlangen:
Want hy alleen is nu voortaen dijn Heer,
Dies nijg' voir hem, end bied hem dienst end eer.
| |
13
Ga naar margenoot+ Het volck van Tyr sal mette rijcxte Heeren,
Dy bidden aen, end met geschenck vereeren.
| |
14
Ga naar margenoot+ De dochter reyn des Conincx heeft haer cleet
Vol cierlijcheyts met fijn gout toegereet.
| |
[7] | |
15
Ga naar margenoot+ End wort voor d'oog des Conincx hares Heeren,
So ingebracht, met schoon gestickte cleeren,
| |
[pagina *]
| |
Met eenen sleyp van maegden schoon end kuys,
Die dy ten dienst gehaelt sijn uyt den huys.
| |
16
Ga naar margenoot+ Men salse dy met groote vreugt toevueren,
In vrolijckheyt, end verr' van alle trueren,
End sullen gaen aldus in sConincx hof,
Met schoon cieraet, tot dijns naems eer end lof.
| |
[8] | |
17
Ga naar margenoot+ De plaets al waer dijn ouders sijn verleden,
Die sullen voorts dijn sonen self betreden,
End du salst hun des eirtrijcx erf geheel,
Als Vorsten, elck bestellen sijn gedeel.
| |
18
Ga naar margenoot+ Dijns naemes lof wil ick vry allen Heyden,
Van d'een geslacht tot d'ander verr' uytbreyden:
Dies sullen dy altoos end immermeer,
De volcken al toeschrijven prijs end eer.
|
|