De achtste Psalm.
David verheft de Majesteyt Godes van wegen syner wercken
blijckende in hemel, ende op eerden: maer sonderlinge
inden mensche, so geboren als weder opgericht in ende door
Christum.
1. Den opperchoormeester op Gitthit, dat is, op de instrumenten
van musijcke die de stamme van Ghithse bewaren hadde.
2. HEer onse Heer hoe groot end' hooch van weerden
Is dyne naem deur t' gansch begrijp der