kens tot
Datheen’ (1959) geeft een boeiend overzicht van het ontstaan van de psalmberijming in
strofenvorm.
De Psalmen zijn een unieke verzameling van dank- en klaagliederen,
van lofprijzingen en verzuchtingen: stemmen van een persoonlijke vriendschap
met de Schepper.Philips van Marnix, gedreven door
deze persoonlijke vriendschap, vertaalde de psalmen uit de grondtaal, het
Hebreeuws.
‘Dit is geschiet eensdeels synde in de Ballingschap, eensdeels
in de gevangenisse onder de hande der vyanden, eensdeels oock onder vele andere
becommernissen’, zoals Marnix in z'n ‘waerschouwinghe aen den
Leser’ in 1580 verhaalt.
In november 1573 werd
Marnix gevangengenomen en via een verblijf
in de gevangenis in Den Haag overgebracht
naarVredenburg in Utrecht.
‘elke avond begaf hij zich ter ruste, zijne ziel God
aanbevelende, en in de mening dat 't zijn laatste nacht zou zijn’. De
gelijkenis tussen
Marnix en de Hebreeuwsche dichters is
sprekend. Prof. Dr. Robert Fruin zegt in zijn boek ‘Tien jaren uit
de tachtigjarigen oorlog’ (1857): ‘Het vroom gemoed van
Marnix, zo in overeenstemming met dat van de psalmdichter, doet hem den juisten
toon aanslaan. De klaagliederen vooral, zeker meest in verdrukking en
benauwdheid overgezet, getuigen dat de dichter gevoelde wat hij nazong; wij
horen de klachten van de Nederlandsche balling met die van de Hebreër
ineensmelten. Dat geeft aan de psalmberijming van Marnix zulk een bijzondere
waarde.’
Prof. Dr. Laurentius Knappert schrijft in zijn bijdrage van het
‘Gedenkboek Marnix van Sinte-Aldegonde’ (1938) onder
de titel ‘Marnix en zijne psalmen’: ‘Over de eigenaardigheden
zijner taal ben ik onbevoegd te oordelen, maar zij streelt vaak onze ooren, is
zuiver Nederlandsch, dikwijls puntig en krachtig’.