kleine hand in de zijne. ‘Ik heb u overal gezocht... Kom meê naar de keuken; want hier moogt ge zeker nu niet meer komen, arm ding... als zelfs de oude portretten weg moeten...’
Hij zuchtte en deed de deur dicht. Rika was reeds haastig naar de keuken teruggekeerd, want zij hoorde mevrouw Helwig de trap afkomen.
‘Waar is oom nu?’ vroeg Felicitas fluisterend, zich zonder tegenstand door Hendrik naar de keuken latende voeren.
‘Hij is weggedragen; maar gij weet immers wel, kindje, hij is nu in den hemel; daar heeft hij het goed; beter dan hier op aarde,’ antwoordde Hendrik weemoedig.
Hij nam zijn pet van den spijker aan den muur om boodschappen in de stad te gaan doen.
Het was reeds bijna donker in de keuken; nadat Hendrik weggegaan was, knielde Felicitas op de smalle bank, die onder de vensters liep en keek onafgewend naar het plekje donkere lucht boven de huizen der nauwe straat; daar moest oom nu zijn! Zij sprong verschrikt op, toen Rika met de keukenlamp binnentrad.
De oude meid zette een bord met boterhammen op de tafel.
‘Kom hier, kind, en eet; daar is uw boterham!’ zeide zij.
De kleine kwam nader bij, doch raakte het eten niet aan; zij greep naar de lei, welke Hendrik uit oom's kamer medegebracht had, en begon te schrijven. Daar kwamen haastige voetstappen door den gang, en Nathanaël stak zijn hoofd door de openstaande deur. Felicitas beefde; want hij was altijd boosaardig, wanneer hij met haar alleen was.
‘Ha! Daar zit juffrouw Fee!’ riep hij op den toon waarvoor Felicitas zoo bang was. ‘Zeg eens, ondeugende meid, waar hebt ge al dien tijd gezeten?’
‘In de groene kamer,’ antwoordde zij, zonder op te zien.
‘Dat probeert ge niet weer!’ zeide hij dreigend. ‘Daar behoort ge nu niet meer, heeft mama gezegd... Wat schrijft gij daar?’
‘Mijn werk voor mijnheer Richter.’
‘Zoo... voor mijnheer Richter,’ herhaalde hij en veegde met eene snelle beweging het geschrevene uit. ‘Denkt gij dan dat mama zoo mal is die dure privaatlessen nog langer voor u te be-