grootere jongen boezemde haar blijkbaar ontzag in; doch langzamerhand kwam zij dichter naar hem toe, zonder zich door zijne vijandige houding te laten afschrikken, en greep met schitterende oogjes naar den kindersabel die aan zijn gordel hing. Hij stiet haar toornig terug en liep naar zijn moeder, die juist in de kamer kwam.
‘Ik wil geen zusje hebben,’ herhaalde hij terstond; ‘mama, stuur dat akelige kind weg; ik wil alleen zijn bij u en papa.’
Mevrouw Helwig haalde zwijgend de schouders op en ging achter haren stoel aan tafel staan.
‘Bidden, Nathanaël!’ beval zij en vouwde de handen. Aanstonds gingen de tien vingers van den knaap in elkander, hij boog deemoedig zijn hoofd en deed een lang tafelgebed... Onder de bestaande omstandigheden was dit gebed de afschuwelijkste ontheiliging van een schoon christelijk gebruik.
De heer des huizes at niet. Zijne anders bleeke wangen waren rood van opgewondenheid en, terwijl hij werktuigelijk met zijn vork speelde, vlogen zijne oogen onrustig over de knorrige gezichten van vrouw en kind. Het kleine meisje liet het zich goed smaken; zij stak een paar ulevellen, welke hij nevens haar bordje gelegd had, in haar zakje.
‘Dat is voor mama,’ zeide zij vertrouwelijk; ‘die houdt veel van ulevellen; papa brengt haar altijd heele builen vol meê.’
‘Gij hebt geen mama!’ riep Nathanaël haar tergend toe.
‘Ja wel!’ antwoordde de kleine ijverig; ‘gij weet er niets van. Ik heb een veel mooier mama dan gij!’
Helwig keek bezorgd naar zijne vrouw, hij hief onwillekeurig de hand op, als wilde hij die op het mondje leggen dat zijn eigen belang zoo slecht begreep.
‘Hebt gij voor een bedje gezorgd, Brigitje?’ vroeg hij schielijk, met zachte, biddende stem.
‘Ja.’
‘En waar zal zij slapen?’
‘Bij Rika.’
‘Zou er - voor den eersten tijd althans - geen plaats in onze slaapkamer zijn?’
‘Als gij er het bed van Nathanaël wilt laten uitnemen, wel.’