Proefkonijn
(1985)–Paul Marlee– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
10Gedurende zijn studieperiode in Nederland had hij zich vaak afgevraagd waarom het zo moeilijk was een geschikte kamer te vinden en - wat even belangrijk was - een geschikte hospita. Kwam het eerste door de bouwpolitiek die door opeenvolgende regeringen gevoerd werd? Holland that beautiful country where everything is so clean, denken de Amerikaanse toeristen; where everybody talks four languages and where the people are so friendly. The tulips, the windmills and the clogs are from Holland. You should know a little more about the goddamned place, denkt hij. In ‘Eenzaam avontuur’ is de hospita een symbool, een ongevraagde metgezel die altijd daar staat, | |
[pagina 72]
| |
onzichtbaar achter je rug, die alles ziet wat je doet, die elke morgen precies weet in welke stemming je verkeert. Ze weet meer over je dan je eigen mama. Hij moet aan die ene in Arnhem eerst voorgesteld worden door Gerda. Ja, ik kom uit Suriname. Ja, maar hoe komt het dat u zo blank bent? Ja, dat snap ik zelf ook niet. Ja, ze is ook in Oost-Indië geweest hoor, ze weet een heleboel van de tropen af. Aardige mensen hoor in de tropen. Ja, ze heeft nog wat leuke kunstschatten in de voorkamer staan. Een pracht objekt, een grote, houten koffer. De schoonste godenfiguren zijn er met de hand in gesneden. Lijnen magischer nog dan van Gauguin. En hij ziet Saïdja uit Bali in de koele stilte van een kampong, de geboren kunstenaar uit de gordel van Smaragd. De dessa op de bergflank vangt zijn blik als hij zijn hoofd naar de openstaande deur wendt. De zee die de eilanden in een eeuwig ritme bespringt via duizend zeeëngten, over duizend koraalriffen, verspreidt heerlijke lucht, vermengd met de geur van bloemen en planten. Stilte, goddelijke stilte hangt overal. Saïdja's slanke hand leidt het scherpe mes over het hout. Een koperkleurige, bruine god is hij nu. Gekoncentreerd. De ge- | |
[pagina 73]
| |
vlochten vloermat waarop hij hurkt is op zichzelf al een kunststuk. Zijn ontbloot, lichtelijk gebogen bovenlijf beweegt intens mee met de bewegingen van zijn hand. En op het hout komen lijnen en figuren die alleen in de Gordel van Smaragd gesneden kunnen worden. Dit bleekgezicht, deze dief in de nacht, heeft het kunststuk in haar huis en duizend smaragden zitten in de huizen van duizend andere dieven. In Engeland zitten de smaragden van het Oosten en van Egypte, in Frankrijk de smaragden van Afrika en in Spanje de smaragden van Zuid en Midden-Amerika. Terwijl er overal in hun eigen land gouden bloemen bloeien. Ja, hij mag wel door Gerda ontvangen worden, maar alleen in de middag van vier tot acht. Als het donker wordt natuurlijk niet, dat gaat niet. Dag jongelui, ik heb nog wat werk te doen. Gerda leidt hem de trap op naar haar kamer. Ze doet de deur van haar kamer niet dicht, ze laat die half open. Hij begeeft zich naar een knusse stoel waarop hij zich laat vallen. Ze keert zich naar hem om met een glimlach. ‘Het is beter als ik de deur een beetje openlaat, straks komt ze vragen hoe laat het is om te zien wat we doen.’ Gerda kent al de streken van | |
[pagina 74]
| |
mevrouw Pruim, ze woont hier al drie jaar. ‘Wat wil je drinken Henk, koffie, thee? Ik heb geen alkohol meer in huis.’ ‘Geef me maar koffie.’ ‘Met alles, suiker, melk?’ ‘Ja, alles erin.’ ‘Goed Herr Budell’, ze maakt een deftige buiging en verdwijnt. Hij kijkt wat rond in de kamer. Hollandse huizen zijn gezellig ingericht. De Hollander brengt veel tijd door in huis, vanwege de winter, vanwege zuinigheid en hij maakt zijn interieur dan ook zo gezellig mogelijk. De rotan-stoelen zijn leuk gekozen. De kussentjes op de stoelen zijn knus en gezellig. Het tafeldoekje heeft leuke figuurtjes. De Turkse pijp aan de wand tegen het wanddoekje is fantastisch geplaatst. De sofa met leuke beddesprei trekt zijn aandacht. Hij ziet haar daar liggen, naakt. Hij zit naast haar en streelt de lekkere huid. Terwijl ze daar zo blijven spelen glijden zijn ogen verder over het kleurrijke vloerkleedje en de vele kleinoodjes die een studentenkamer zijn gezelligheid geven. Hij streelt haar nu over de zachte, volle borsten en als ze binnenstapt met twee kopjes dampende koffie op een dienblad kijkt hij verbaasd op. | |
[pagina 75]
| |
‘Zo, ik ben er weer, heb je lang moeten wachten, lust je er een koekje bij?’ ‘Ja.’ Ze tovert wat koekjes tevoorschijn. Ze zit nu op de sofa, benen heel charmant over elkaar geslagen. ‘Wat deed jij? Heb je mijn foto's gezien?’ Ze wijst naar een heel pak foto's op haar schrijftafel. ‘Neen, ik bewonderde je kamer, ik bewonder je smaak. Alles is zo mooi geplaatst, zo goed gekozen.’ ‘Dank je’, zegt ze met een hoofdknikje. Zij sippen aan de lekkere koffie. Hij kijkt haar in de ogen. Hij voelt de Zuidamerikaanse jaguar in zich ontwaken. Hij wil haar blanke huid openscheuren. Ze voelt wat in hem omgaat en maakt een onwennige beweging met haar lichaam. ‘Hoe gaat het op school, bevalt het?’ ‘Ja, het gaat wel’, zegt hij. ‘Hoe lang heb je nog?’ ‘Nog een jaar, lang genoeg.’ Hij staat op en gaat naast haar zitten. Ze ruikt naar bloemen en naar Hollands heidelandschap. Hij neemt haar ene arm in zijn schoot en streelt erover. Hij trekt haar naar zich toe. Ze kijkt verbaasd. Ze zoenen elkaar en hij proeft nectar. Je bent een kind van | |
[pagina 76]
| |
Venus, de stralen van Venus hebben je geraakt bij je geboorte. ‘Sta vlug op’, fluistert ze, ‘de hospita.’ Hij zit reeds onschuldig voor zich uit te kijken op een van de stoelen wanneer mevrouw Pruim haar lelijke tronie om de deur steekt. Haar kleine loerende oogjes lachen hen allervriendelijkst toe. ‘Gerda zeg, heb je de juiste tijd, die vervelende klok van mij toch, die heeft me weer in de steek gelaten.’ Ze staat nu reeds helemaal in de kamer, de magere, gevlekte en geplooide handjes in elkaar. Ze lacht ze allebei nog even vriendelijk toe. Gerda kijkt op haar horloge. ‘Zeven uur mevrouw Pruim.’ ‘O ja, zeven uur, fijn dankjewel, ik moet Smoeske uitlaten nu, het is Smoeskes halfuurtje, dag hoor.’ Gerda knipoogt naar hem. Ze lachen allebei. Hij gaat bij het venster staan en ziet haar beneden de straat op gaan met aan de ketting het hondje. Hij ziet weer de oude hospita uit Amsterdam. De eenzame, oude kletskous die hem een kwartje ekstra vroeg omdat hij te lang baadde. Het mens dat hem vertelde dat haar zoon accountant was, de zoon bleek administrateur te zijn in een tehuis. Het oude mens dat hij betrapte terwijl ze zijn brief las. De oude | |
[pagina 77]
| |
heks. Neen, dit vrouwtje is niet zo'n heks. ‘Wat een interesse heb je in onze hospita’, zegt Gerda vanaf de sofa waar ze nog op zit. ‘Ik kijk naar de straat’, antwoordt hij, ‘gezellige drukte hier beneden.’ Hij gaat weer naast haar zitten op de sofa en ze babbelen nog wat. ‘Ik kom je overmorgen halen om acht uur, oké?’ ‘Oké.’ ‘Daag.’ Hij woont in de ‘Arnhemse Jordaan’. Hij mag deze spontane mensen wel. De cafeetjes zijn er het gezelligst. Wat heeft hij samen met zijn Surinaamse vriendjes toch een lol gehad in sommige van deze cafeetjes. Je kan een prettige tijd hier slijten met deze meisjes, met het non - agressieve volk. Hoe anders dan bij de Amerikanen, vooral als het kleurlingen betreft. Het werkt allemaal op hem als een magneet. Lekker oud Europa. De Amerikanen jagen nog op Indianen in Wounded Knee. Ze schieten nu op bomen met 30 kaliber repeaters en ze smijten met bommen en ‘agent orange’ over de Zuidaziatische jungle. Het jeugdige vitalisme is beangstigend. De oude godendans der Teutoonse volkeren herleeft in Amerika. De vitale godendans manifesteert zich in de ‘have gun will travel’ en de ‘have fist will fight’ mentaliteit, in 30 kaliber | |
[pagina 78]
| |
repeaters en B 52-bommenwerpers. Voor alles betaal je de prijs: voor de blauwbloedjes en hun rijpe kultuur, voor de Indianenjagers en de cowboys, voor de jungle en de obyamanGa naar eindnoot+. Vluchteling, Portugese Jood met de polsslag van neger, heilige barbaar. Hij woont achter op het erf van een helemaal katholieke familie. Vrijwel eigen ingang, opgang en alles. Een ruim soort schuur die tot verhuurkamer is omgebouwd, goedkoop vanwege de buurt. Zij zijn allemaal mager, magere mensen. Ze dragen allemaal brillen. De oudste dochter en de moeder hebben gebitten. Dit volk heeft negerbloed nodig. Hij zit binnen bij ze. Hij mag altijd binnenkomen als hij zin heeft, zegt mevrouw Van de Laar. Hij voelt zich zo veilig en zo vreemd tegelijk als een hond tussen pinguins. ‘Het is warm in Suriname, niet Henk?’ ‘Ja mevrouw, vreselijk warm.’ De verloofde van de ene dochter belt aan. Een aardige blonde jongen die altijd met een paraplu rondloopt. Waarschijnlijk zit er een miniatuur stengun in voor de toffe buurt. Koffie en koekjes worden rondgediend. De t.v. is aan. Lieve mensen dansen met elkaar op de t.v.. Lieve meisjes in mooie jurken en lieve jongens in mooie kostuums. Ze lachen | |
[pagina 79]
| |
allemaal even blij en gelukkig. Ze dansen modern en ze winnen prijzen. De voorkamer heeft een aparte sfeer, het is de sfeer van ouderdom die hij voelt. De vibraties zijn goed. De oude zware stoelen, het grote versleten meubelstuk, zijn allemaal overgeërfd van overgrootmoeder. Iemand belt weer aan. Dit keer is het bezoek voor hem: Arnie. Ze gaan naar zijn kamer en maken het zich daar gezellig. ‘Hoe is je hospita, Henk?’ ‘Wel, geen last dit keer; je ziet het, ik ben bij eenvoudige mensen en ze laten me met rust.’ ‘Y' ab' kolokuGa naar eindnoot+, bij mij is het weer mis.’ ‘Is ze weer aan de gang, die ouwe meid?’ Zijn zwarte vriend knikt. ‘Ik mag Annelies niet meer bij mij op de kamer ontvangen. A uma disi yongu, mi o nak' en tap' en ede nanga wan dandan vroeg of laat.Ga naar eindnoot+’ ‘De ouwe meid is verliefd op je.’ Arnie lacht zuur. Ze lachen allebei. Hij slaat zich op de dijen. ‘Wat ga je nu doen?’, vraagt hij. ‘Ik geloof dat ik zo gauw mogelijk ga trouwen met Annelies dan ben ik tenminste van dit gedonder af, eigen huis en zo. We waren van plan te trouwen als ik afstudeer over een jaar, maar dit gedonder met die hospita's hangt mij de keel | |
[pagina 80]
| |
uit.’ ‘You're full o' shit man, trouwen, haast je niet met trouwen man, ben je goed gek? Zo'n stap kan je niet overhaast doen omdat je oude hospita vervelend doet. Ze doet het om de zogenaamde goede naam. Zoek een andere kamer man, er is nog wel wat te vinden. Minister Bouwman heeft weer een paar goedkope woningen laten bouwen bij het Bullebak kanaal. Als je niets kan vinden kraken we samen met de Surinaamse horde hier een leegstaande school. Bovendien Arnie, je maakt een grote vergissing met te denken dat je een woning krijgt als je trouwt. Man wie heeft je die flauwekul op de mouw gespeld? Ik ken verschillende verloofde paartjes die al jaren wachten op een woning. De verhoudingen zijn vrijwel allemaal gestrand op woningen. Een van deze paartjes heeft een grote tent gekocht, ze kamperen permanent op het terrein bij Wulpsaard. De mensen degenereren gewoon. Jij met je trouwen! Het doet er niet toe waar je zit man, er is een lege windmolen vlak buiten de stad, daar kan je ook in trekken.’ ‘Kaba nanga law, manGa naar eindnoot+, ik moet iets vinden en gauw, anders sla ik die meid nog d'r hersens in.’ | |
[pagina 81]
| |
‘Je moet haar goed houden man, breng elke keer een reep chokolade voor haar mee.’ ‘Kaba nanga law, man’, zegt Arnie weer, ‘Tjali zegt dat er iets vrij is in de Jansens straat, een zolderkamer, vier hoog, maar de twee bovenste trappen kraken verschrikkelijk. 's Nachts als je naar het toilet moet, krijg je de nodige verwensingen naar het hoofd toegeslingerd door de benedenburen. Waardeloos.’ ‘Mijn hemel, maak je je daarom bezorgd? Je doet het gewoon in de dakgoot als je behoefte voelt. 's Nachts ziet niemand het. Je houdt twee emmers water boven, je gooit gewoon wat water d'r over heen. Waarvoor denk je dat je een dakgoot hebt? Je kan ook plassen in de wasbak. Waar denk je dat je zit, waarde broeder? Nickerie, waar je even naar buiten loopt en onder een kokosboom plast? Hier plast iedereen in de wasbak man.’ Arnie schaterlacht, hij grinnikt met hem mee. Arme Arnie, zij zijn toch hier komen lullen in Arnhem? ‘Heb je nog geen last van je rug, Arnie? Mijn rug gaat kapot van deze ellendige bedden. Ik heb een grote, dikke hardboardplaat gekocht, kijk’, hij loopt naar het bed en tilt de versleten matras op, ‘echt hardboard, stevig en hard. I bet you Arnie, vroeg of laat bou- | |
[pagina 82]
| |
wen ze nog een standbeeld voor de onbekende hospita.’ |