Proefkonijn
(1985)–Paul Marlee– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
4Long live America, Het regent in San Juan. Het water breekt alle wetten van tijd en ruimte en voert hem terug naar Suriname, voert hem terug naar zijn tijd in het Amerikaanse leger in West-Duitsland, voert hem dan weer terug naar Puerto Rico. In Suriname regent het veel. Soms ben je bang dat je 's morgens zal opstaan en merken dat je huis is weggespoeld en midden in een kwiekwiezwamp drijft. Je staat uren onder een balkon | |
[pagina 24]
| |
langs de straat te wachten tot de regen over is. Er staan anderen naast je, auto's passeren nu en dan. Iedereen kijkt de auto's na en staart daarna weer in de regen. Het water tjopt in gaatjes in de grond, tjop, tjop, tjop. Het regelmatig tikken wordt een hypnotiserend ritme. Kinderen rennen in de regen, ze baden en ravotten. Heerlijk onschuldig plassen ze daar rond: zwarte lijfjes, witte lijfjes, bruine lijfjes. Het regent nu hier in San Juan. Het regent in Führbach, een paar jaar terug. De magie van waterritme. Terwijl hij er in de US Army zit, rennen de kinderen door de regen in Paramaribo. In Holland eten ze knusjes bij de haard, snert met veel vet. Hij zit in de motherfucking US Army en voelt zich eenzaam als nooit tevoren. De wereld bestaat niet. De wereld is een droom, een motherfucking US Army-dream. Wie zijn al deze vreemde figuren die daar rondlopen? Het is koud. Witte mannen in uniform. Hij heeft ook een nummer. Allemaal nummers die daar rondlopen. Dode nummers. Hij houdt het geweer wat vaster. De regen tikt voortdurend op het dak van het wachthuisje. Het is kouder dan hij had verwacht, hij had zijn wool-liner in zijn jacket moeten knopen. De vreemde soldaten blijven maar | |
[pagina 25]
| |
rondlopen over het kazerneterrein. De bommen zijn hier niet versplinterd tegen elke muur en ruit. Geen darm of lever is hier door schroot uit elkaar gereten. Geen enkele wand heeft bloedspatten gehad. Vanuit zijn positie in het wachthuisje ziet hij de silhouetten van des Führer's Armees drieverdiepingsbarakken afsteken tegen de regenhemel, gaaf en bijna romantisch. Geen granaat of bom heeft ze beschadigd. ‘The most stupid animal in the world’, the American GIGa naar eindnoot+ in Germany, loopt daar rond. Aldus Colonel Gregory, de negerkolonel die hun in een groot theater in Fort Dix, New Jersey, toesprak vóór hun vertrek naar West-Duitstand. De regen die even was opgehouden, begint weer te vallen. Enkele van de most stupid animals in the world rennen er door. Beneden in het dal ziet hij Führbach liggen, het dorp waar ze gestationeerd zijn. Het tikt weer, de regen. Hij houdt de M-1 vast met de andere hand. Het geweer voelt koud aan. Het water tikt, tikt, tikt. ‘Budell haven't you got the tent down yet! Quicker, goddamnit! Where the fuck do you think you are, in your mommy's bed?’ ‘OK serge, doing all I can’, schreeuwt hij met | |
[pagina 26]
| |
nerveuze stem terug. ‘What the fuck's all this again’, protesteert zijn kameraad. ‘These assholes don't ever let a man get a good night's sleep.’ Bedrijvigheid overal in het kamp. Drie uur in de ochtend. ‘Break up, you bastards, break up!’ Ze gaan verder, 100 kilometer hier vandaan de tenten weer opzetten op een andere heuvel. Zijn voeten bevriezen in zijn laarzen. ‘There's a war going on, a war! We're not here to play games’, schreeuwt sergeant Grosskopf weer. Opbreken! Wanneer de skeletten van de dode soldaten beginnen te vallen moeten ze niet meer op dezelfde plek zitten. Wat lullen ze toch, de KrautsGa naar eindnoot+ zijn dichter bij de Russen, de grote ijzeren mannen, dan bij de Amerikanen. Europa blijft Europa. Het staal van het geweer voelt steeds kouder aan. Hij trekt zijn handschoenen maar weer aan. Hij begint ‘zestien april’ te neuriën. Hij houdt er mee op. Zal hij zichzelf met het geweer in de teen schieten om zo toch een discharge te krijgen uit de Army? Nog nooit zoveel barbaren bij elkaar gezien. Ze hebben hem niet gevraagd om in hun US Army te komen. Wie heeft hem culture- en futureshock gegeven? Columbus misschien? Toen hij op het erf rende aan de Schiet- | |
[pagina 27]
| |
baanweg met zijn armen zwaaiend in de lucht, juichend als een kind: Amerika, Amerika, mijn papieren zijn klaar, I'm going to America, wist hij niet dat Columbus reeds dood was. Alle buren kwamen kijken wat er met hem aan de hand was. Zijn papieren had hij net van de Amerikaanse consul gekregen, eindelijk was alles in orde. Hij kon naar God's own country gaan, naar het beloofde land van Anno Domini. Wat deed hij in Suriname? Wat deed hij, een Portugese Jood, weggevlucht uit Portugal en Brazilië, in deze hete, wrede, Zuidamerikaanse klotenjungle? Amerika was het beloofde land voor hem. Het land van de vluchtelingen en immigranten. De hoop van de demokratie. Europa, het oude fossiel met zijn kulturele diamanten was niet voor hem. Geen kontinent om er een toekomst op te bouwen voor een emigrant. America, long live America. Hij was de cowboy, de high chapparal fellow. Geen blauw bloed voor hem. ‘You gotta be tough’, zegt zijn kameraad tegen hem, ‘don't let these bastards bully you.’ Hij knikt en zegt ja, maar hij begrijpt niet goed wat zijn vriend bedoelt. Hij is in een toestand van shock en als hij een andere positie vraagt aan de kapitein komt hij | |
[pagina 28]
| |
op kantoor te zitten. ‘You're an educated guy, you shouldn't be with maintenance.’ Hij tikt alles verkeerd, hij is nog steeds in een toestand van shock. Ze zijn vreemde, flinke mannen deze Amerikanen, mannen van staal. Iron age. Ze maken zich druk, praten over pussy, German pussy, Ubermensch pussy, the best pussy in the world. Vanavond is er weer een fight in town tussen Amerikaanse en Duitse jongens. Hij ziet des Führers Armee weer zijn bommen gooien en zijn Blitzsoldaten mitrailleurvuur openen op hun kamp. Figuren in de regen met regenmantels aan vallen neer. Hij springt op van het in het wachthuisje gesmokkelde kleine bankje. Een dode tak van een boom vlakbij is op het dak gevallen. Ze sturen hem nu naar operations. Ze weten niet wat ze met de verdomde alien moeten beginnen, de vluchteling, the educated guy met zijn boekenkennis. De verdomde alien die maar niet tough kan zijn, een man van staal, als de andere jongens. De CIA volgt zijn doen en laten; ze hebben het niet zo begrepen op dit soort intellectuele figuren. He's a holdover, hij wordt nog niet gedetacheerd omdat zij hem nog wat | |
[pagina 29]
| |
langer willen observeren. He's probably a fucking communist, who knows. Net als deze Krauts in Führbach, allemaal kommunisten. Net als de Russische divisies van staal, gelegerd tegenover de Amerikaanse linies bij Oberpfälzer Wald, allemaal kommunisten. Mijn God, zal hij zich in zijn poot schieten? De lucht in de priesterkamer houdt hem tegen. De vibraties zijn met hem. De lucht is geladen. Hij zit op een stoel, de hostie is daar. Het eeuwige kaarsje brandt. De vibraties van de sympathieke pater hangen er ook. Hij zit, stil en alleen, nog steeds in shock, maar verstild nu. Hij mediteert. Hij hoort de passen van de soldaat op wacht langzaam voorbij gaan, een, twee, drie, vier, vijf, en dan terug, dan hoort hij hem niet meer. Hij loopt uit de stille priesterruimte, werpt nog een laatste blik achter zich en opent zacht de deur. In het schip hangt uiterste stilte en de geur van wierook. De zware buitendeur die nooit gesloten wordt, maakt hij voorzichtig open en hij glipt de buitenlucht in. Zo laat 's avonds loopt niemand hier meer bij de kerk. Een eind verder, bij de straatkant ziet hij enkele kerels lopen. Hij komt versterkt terug in zijn kamer waar ze met zijn achten slapen. ‘Hey Budell, | |
[pagina 30]
| |
where've you been man, your pal came looking for you. Where are you always hanging out man?’ Hij glimlacht tegen de goedaardige kerel. Uiteindelijk belandt hij bij de psychiater en zegt tegen deze dat hij de neiging heeft zich in de voet te schieten om uit de dienst te kunnen gaan. Hij houdt het niet in het leger, hij moet eruit, koste wat het kosten zal. De psychiater haalt een officieel papier tevoorschijn en schrijft erop dat hij neiging heeft tot zelfmoord. Case: Henk Budell, Dutch emigrant. Hij vertelt zijn Duitse vriend Günther over zijn problemen. Günther vraagt hem hoe hij zich ooit heeft kunnen begeven tussen deze soldaten. Günther weet in elk geval beter: ‘Wij hebben kultuur, wij hebben Bach en Beethoven, Dürer en Goethe. Je moet deserteren. Ga naar Holland, daar is jouw kultuur, daar hoor je thuis. Of ga terug naar Zuid-Amerika. Je zit altijd fout tussen deze soldaten. Deserteer naar Holland en blijf daar.’ Hij weet niet hoe hij het heeft. Net een dag of zo geleden vertelde een kollega soldaat hem dat de Krauts geen kultuur hebben. Ze zijn ijzervreters, gereserveerd en onnatuurlijk. Ze hebben klasseverschillen. Hun huizen zijn dicht en duister. Zij hebben geen open sociaal | |
[pagina 31]
| |
leven zoals wij Amerikanen, hun sociaal leven is gesloten. De woorden komen venijnig uit zijn mond: ‘They have no culture, they have no culture, we know how to be social.’ Hij hoort de regen niet meer. Het is opgehouden te regenen. Hij loopt een paar passen buiten het wachthuisje. Het is donker geworden en hij plast buiten. Hij komt weer voor het wachthuisje staan en bidt. Hij is nog nooit zo ellendig geweest. Columbus is dood. Hij is een nummer in een grote machine. De Roos in zijn centrum, zijn opium, houdt hem in leven via lange-afstandstrillingen die vanuit zijn innerspace komen. De wereld vergaat en glijdt weg in diepere duisternis. Hij klemt zijn kiezen op elkaar. Twee tranen glijden van zijn gezicht af. Hij likt het zout van zijn lippen tot hij voetstappen hoort naderen. |