Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Een vogel De rovers, de gieren mogen niet merken dat hij een eigen nest, met dons gevoerd, bewoont dat, door hun klauwen, vlerken en bekken onberoerd, dank zij die zachte warme binnenkant hem leven laat en balanceren naar vogels trant: want zie, hij weet zijn veren te plooien naar hun snit en uit te kwinkeleren wat toch niet in hem zit. Zo kan hij, door te liegen, ook rustig blijven vliegen, maar zit het nergens? Twijfel grijpt hem aan zodra een piepend of een pluizig dier alleen door schuw of knipperend te blikken hem van het eigen vogel zijn doet schrikken: hij kan dat nest nog altijd binnengaan, maar in die donzen binnenkant besloten voelt hij opeens zijn vleugels, snavel, poten als vlerken, bek en klauwen van een gier. Vorige Volgende