Nochtans een christen(1962)–A. Marja– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] V Ik sprak over een man en liet hem jagen op een schat, hij ging zijn weg: een trotse vreemdeling die heerste in vluchtig droomgebied. Maar wie vanuit zijn eenzaamheid de wereld werkelijk ziet branden, hij keert zich af en strekt de handen naar 't kind dat om bescherming schreit. En in dat kind ziet hij de vrezen van tallozen in wie het goud komt bloot te liggen, ja hij houdt zichzelf voor een herschapen wezen. Hij zoekt niet meer wat niet bestaat, maar dan wordt hij tot prooi, hij wil een lied aanheffen, het blijft stil. Kan hij nog ooit terug? Hij laat gemarteld, zonder hoop, zijn ogen weer rondgaan: wat omsluierd scheen is met het oude lied vervlogen: pas nu is hij voorgoed alleen. [pagina 36] [p. 36] Het lijkt wel met het nieuw getij alsof het eeuwen is geleden dat er een man kwam aangeschreden eenzaam en vrij. Soms toefde hij bij wie hem rust bood in haar schoot. Hij zocht opnieuw, herinneringen doorspeelden haar aan 't zuiver zingen en maakten 't leven vreemd en groot. Zelf was hij verder, aan een water stond hij lang stil, wrangheid doortrok zijn wezen, wie hem zo zag schrok en riep de kindren tot zich. Later verhelderde soms zijn gezicht: hij zong weer, daarbij was het hem of hij gedragen door zijn stem zwevend zou stijgen in het licht. Toch bleef hij waar zijn voeten gingen: op aarde, vreemdling van natuur. Kan ooit dat lied nog herbeginnen? Waar in de wereld vlamt dit vuur? [pagina 37] [p. 37] Toen kwam het eind, de jongen zag zichzelf gerijpt. Alleen gebleven moest hij zich rekenschap gaan geven van wat nu voor hem open lag. Het leek eenvoudig en vertrouwd: in het gedrild rumoer der velen heerst steeds de wet van brood en spelen en geldt dat wie de teugels houdt de wil der velen in die banen te leiden weet dat nooit de haat waanzinnig door de wereld slaat en iedereen zich vrij kan wanen. Het brood verzekerd, daaglijks loon ruimschoots bescheiden, geen gepraat dat onrecht dekt, een simple daad die doorslag geeft, geen vlagvertoon. In zulk een wereld te verkeren is goed, men sticht een huisgezin. Dit, dacht hij, wou de man mij leren. Ik eer zijn wijs beleid daarin! [pagina 38] [p. 38] Ik heb u een verhaal gedaan, het oordeel blijft gereserveerd: wie als die man kiest, kiest verkeerd en kan het leven niet meer aan, want noch de dromer die de strijd aanvaardt en hoopt er zo te komen, noch wie eenzelvig voort blijft dromen vindt wat hij zoekt in zuiverheid. Koos dan de jongen goed? Zijn jaren glijden misschien in voorspoed heen, maar als ooit van zijn kindren één terzij der andren gaat staan staren als naar een niet te noemen schat - hij zal niet spreken van de nacht waarin de man het lied herdacht dat hij om 't kind geofferd had. Soms delft een mens zijn graf ten bate van wie dat nooit beseffen zal. - Kom, nu over iets anders praten, dit is per slot een triest geval! Vorige Volgende