| |
| |
| |
XVI.
De tijd ging zijn geregelden gang; men begon aan den zomer te denken. De iepen, zoo ruimschoots vertegenwoordigd in Amstels hoofdstad waren met een zacht groene tint overtogen en beloofden eerlang de hoofdgracht te zullen sieren met hunne dubbele rij van volle kruinen.
Alles begon uit te botten. De knoppen der kastanjeboomen zwollen. De vruchtboomen begonnen zich te tooien met rosen en witten bloesem; de meizoentjes schitterden als sterretjes in het frissche, jonge gras. De vogels begonnen te tjilpen in de nog kale takken, en den menschen overviel bijwijlen een zielsverlangen naar het schoone jaargetij. De polsen klopten sneller en het bloed joeg met vernieuwde kracht door de aderen.
| |
| |
In de tweede helft van Mei zou het huwelijk van Lizzie voltrokken worden, en weken vooruit was in den huize Morrison het geheele gezin in rep en roer.
De toebereidselen voor de groote gebeurtenis waren geheel in harmonie met de omstandigheden. Alles zou even feestelijk wezen; de toekomst zag er wolkenloos uit. Niets dat een schaduw wierp over de vreugde van de jonge bruid, die stralend van voldoening van meening was, dat trouwen gelijkstond met het binnengaan van 't paradijs.
Mevrouw Morrison niet minder gelukkig dan hare dochter had hoofd en handen vol, en droomde bij dag en bij nacht van fluweel en van zijde, van bloemen en van kant. Ook tante Annette was rechtaf in haar element; en goedig als ze was, deelde ze in de algemeene drukte met eene belangstelling, alsof het hare eigene bruiloft gold.
't Spreekt van zelf, dat de gelegenheid uitstekend werd geacht, om op een der feestjes in de bruidsdagen eenige voorstellingen ten beste te geven. Vriendinnen van Lizzie met hare broeders vereenigden zich met andere jongelieden, die bij de familie Morrison aan huis kwamen - John tot medewerking uitgenoodigd beloofde van de partij te zullen wezen - en men besloot een comedietje op te voeren. Fanny, die een onoverwinnelijken schroom had voor het optreden in
| |
| |
't publiek - zij het dan ook een publiek van nog zoo intiemen aard - had zich verontschuldigd voor de uitvoering, maar ze had aangeboden met stift en verfkwast behulpzaam te zijn, bij het vervaardigen van het décoratief, en na ruggespraak met juffrouw Maury had zij voorgeslagen de kinderen een klein stukje te laten opvoeren. Ook maakte zij het plan om tot slot en bekroning van het geheel, met behulp van haar meester in de kunst enkele tableaux-vivants te organiseeren.
't Waren dagen van rumoer en ongeloofelijke drukte.
Tal van repetities hadden plaats, waarbij Fanny als souffleur moest dienen, en hare meening ten beste moest geven over het spel der acteurs. Niet altoos ging alles van een leien dakje. Als gewoonlijk wilde ieder gaarne eene eerste viool spelen; men moest rekening houden met tal van gevoeligheden van de zijde der spelers, - niet allen waren tevreden met de hun toebedeelde rol, en zooals het meer gaat, die de beste meening van zichzelf koesterden, lieten zich het minst gezeggen.
Fanny overhoorde zooveel rollen, dat ze ten slotte het geheele stuk van buiten kende.
Intusschen werkte ze druk aan de decoraties, en ontwierp al naar den eisch boschgezichten of binnenhuizen op tal van coulissen. Maar de grootste drukte van al gaven haar de kinderen.
Juffrouw Maury had een stukje gemaakt, pasklaar
| |
| |
voor de gelegenheid. Hélène, Betsy en Dolf konden het onderling afspelen. Hélène en vooral Dolf, die zeer veel ‘moyens’ had, namen de zaak tamelijk gemakkelijk op; maar voor Betsy, die geen al te best geheugen had, verkeerde het pleiziertje in eene bron van kwelling. Ze kon het weinige, dat ze te zeggen had, maar niet onthouden, en was altijd in de war met het ‘laatste woord’. Ongelukkig voor haar gaf dit aanleiding tot hevige kibbelpartijen met Dolf, die zijn zusje zonder eenige barmhartigheid gedurig gevoelig beleedigde. ‘Stoffel’ was een woord, dat hij haar telkens toebeet; zoo klein, als hij was, zat er iets van den despoot in den jongen, en als een echte Morrison had hij nu reeds een zeker gevoel van meerderheid boven de andere helft van het menschdom. Eenmaal na afloop eener repetitie op de leerkamer, waarbij de meisjes zich niet al te best van hare taak gekweten hadden, werd de kleine man zoo boos, dat hij met zijn vuist op de tafel sloeg en zijne zusjes toesnauwde: ‘meisjes deugen voor niks, als ik groot ben trouw ik met een jongen.’
‘Ik houd je aan je woord, Dolf,’ zei lachend de heer Morrison, die juist de kamer binnentrad. ‘Wat je daar zegt, zal ik voor je opschrijven, dan kun je over een jaar of tien eens ziens of je nog bij je plan blijft.’
‘Ik verander nooit,’ zei Dolf brutaalweg, en hij stak zijne handen in zijn broekzakken.
| |
| |
Intusschen was kleine Betsy in hare tranen te wasschen, en Fanny en juffrouw Maury begonnen ernstig beducht te worden, dat het kind de kleine uitvoering zou doen mislukken.
‘Doe maar geen moeite meer, Fan,’ snikte 't kleine ding, ‘'t wil er toch niet in. Als ik alleen ben, weet ik 't wel, maar als jullie me aankijken, gaat alles weer weg. Kan ik niet meedoen in die dingen, waarbij je niet hoeft te praten?’
Goede raad was duur; maar men had medelijden met de kleine, die vast stond op haar stuk. Een vriendinnetje van Helène werd gevonden, dat de rol zou overnemen en Betsy zou een plaatsje innemen in een tableau-vivant, waar zij, zonder dat het haar angsten kostte, op hare wijze iets tot opluistering van den avond kon bijbrengen. Tante Annet maakte zich onmisbaar bij het bezorgen der noodige toilet-vereischten en alles beloofde een schitterend succes.
Eindelijk was de feestavond aangebroken. In de groote zaal Louis Quinze werden de talrijke gasten ontvangen, en de herders met hunne Pansfluiten, en de huppelende boschnimfen zagen dien avond neder op een uitgezocht gezelschap van heeren ‘en frac’ met witte dassen,
| |
| |
en dames in moderne hoepelrokken en schitterende toiletten.
Mevrouw Morrison, die, dit moest men haar laten, zich altijd en overal op haar gemak gevoelde, ontving op waardige, innemende wijze, en tante Annette stond haar getrouw ter zijde bij het waarnemen der honneurs. Ook Fanny was tegenwoordig bij de ontvangst der gasten, maar het duurde niet lang of zij werd geroepen door de spelers, die op het laatste oogenblik nog aan alles behoefte hadden.
Het tooneel was opgeslagen in de binnenkamer, die door een breede porte-brisée verbonden was met de zijkamer, waar rijen stoelen voor de toeschouwers gereed stonden.
Het comedietje, gemaakt door twee der medewerkende jongelieden, werd vlug en goed afgespeeld, en de acteurs oogstten algemeenen bijval. Ook het fransche stukje, dat na eene korte pauze volgde, liep best van stapel. Dolf in zijn kuitenbroekje, in allongepruik en den degen op zijde vervulde zijne kleine rol met een aplomb, alsof er geen publiek voor hem bestond, en toen hij ten slotte voor het voetlicht trad, en met de meest mogelijke zekerheid bruid en bruigom complimenteerde, was 't applaus oorverdoovend.
Maar 't grootste succes van den avond hadden de tableaux-vivants.
| |
| |
De groepen, de verlichting, de decoraties, de ‘trompe l'oeil’, alles was met zooveel oordeel aangebracht, dat de indruk waarlijk verrassend was. Een kinderengroep bracht algemeene geestdrift te weeg. Het plan was door Fanny ontworpen naar het sprookje van ‘Dornröschen.’ Zij had het oogenblik gekozen, waarop de jonge prins eindelijk in het oude torenkamertje terechtgekomen, het liefelijke kind, welks schoonheid hem in verrukking brengt, door een kus uit haren langen slaap heeft gewekt. Het bekoorlijke Dornröschen, voor honderd jaar op hare rustbank ingesluimerd, slaat een gelukkigen blik op den jeugdigen koningszoon, die zich een weg heeft weten te banen door den dichten plantengroei, die het slot, waar zij sliep, eene eeuw lang onttrokken heeft aan alle menschelijke blikken.
Op den achtergrond, veilig vermomd in het kostuum van het oude vrouwtje, aan wier spinnewiel Dornröschen voor honderd jaar zich den vinger bezeerd had, zat Betsy, thans rustig en op haar gemak. En deelend in het algemeene ontwaken, spon ze haar draadje als voor haar langen slaap. De zachte tonen eener verborgen piano ruischten door de kamer en verhoogden den indruk van het geheel.
Het effect was verrassend; en toen men elkander wist te vertellen, dat Fanny in hoofdzaak deze voorstellingen ‘en scène’ had gezet, viel haar eene algemeene
| |
| |
hulde ten deel. Oom Frans, die als altijd in een hoekje achteraf had gestaan, en haar herhaald had toegeknikt, wist zich nu een weg door de gasten te banen, en te vol om veel te zeggen, klopte hij het meisje op den schouder, terwijl hij zeide, ‘dat was mooi, Fan, dat was knap!’
Het meisje, hoe bescheiden ook, had een gevoel van overgroote blijdschap over haren kleinen triomf, en in het diepst van haar hart betrapte zij zichzelf op den wensch, dat van Maerle de ‘tableaux’ gezien mocht hebben en getuige geweest was van haar succes.
Toen de voorstellingen afgeloopen waren, verzamelden de gasten zich andermaal in de zaal, waar ververschingen van allerlei aard de rondte deden, en waar de heer Morrison aan de dames, die meegewerkt hadden, eigenhandig fraaie bouquetten aanbood.
Fanny was omgeven van een schaar jongelieden, die haar om het zeerst complimenteerden. 't Jonge meisje zag er inderdaad bekoorlijk uit. Ze was iets bleeker dan gewoonlijk, maar hare donkere oogen gloeiden van een ongewonen glans; de dikwerf ietwat peinzende uitdrukking van haar gelaat had plaats gemaakt voor eene expressie van geestdrift, van bezieling. Haar lieve mond, geplooid tot een gelukkigen glimlach, liet tusschen de roode lippen de fraaie tanden zien, en het kleedje van zacht rose crêpe de Chine, waarvan
| |
| |
het corsage met theerozen smaakvol versierd was, deed hare tengere vormen op 't voordeeligst uitkomen.
Onder de heeren, die het meeste werk van Fanny maakten, was een oudere broeder van van Goltz, een jongmensch van onberispelijk uiterlijk, goede manieren, geheel tehuis in het gewone ‘jargon de société.’ Hij week niet van Fanny's zijde. Hij scheen zich opgeworpen te hebben als haar ‘cavalier servente,’ beijverde zich om haar van verfrisschingen te voorzien, en was onuitputtelijk in zijn lof over het aandeel, dat zij gehad had aan de uitvoeringen van dien avond. 't Was hem blijkbaar te doen om Fanny te behagen, maar.... ‘qui dépasse le but, manque la chose’; zijne complimenten waren zoo buitensporig, dat ze het meisje eerst verlegen maakten, weldra ergerden, en eindigden met haar geen al te grooten dunk van zijn verstand te geven.
Op algemeen verzoek van eenige jongelieden zou men den avond met dansen besluiten. Mevrouw Morrison, die zulks voorzien had, had voor eenige muzikanten gezorgd, en de eerste tonen van eene wals van Strauss brachten al dadelijk tal van jonge voeten in beweging.
‘Wie is toch dat ouderwetsche mannetje ginder in dien hoek?’ vroeg van Goltz de oudere op verwaanden toon aan Fanny, terwijl hij haar ten dans opleidde.
| |
| |
‘Dat is mijn peetoom,’ zei Fanny warm. ‘Is u niet aan hem voorgesteld? Hij is een van de beste menschen, die er op de wereld bestaan.’
Van Goltz bespeurde terstond, dat hij eene onhandigheid begaan had, maar met dat zekere gemak, dat men verkrijgt bij een druk verkeer in de wereld, en met die beminnelijke oppervlakkigheid, die als pasmunt zoo uitstekend dienst doet, wist hij zich terstond te redden en het gesprek op iets anders over te brengen. Toen de eerste wals voorbij was, zette hij zich nevens Fanny en vertelde haar van zijne wijze van leven in den Haag. Hij klaagde haar zijn nood, dat hij, geattacheerd aan een der ministeries, in zijne betrekking een eindeloos aantal diners, soirées, routs, moest bijwonen dikwijls tegen zijn zin. Hij vertelde haar in vertrouwen, hoe het ‘vie d'intérieur’ de grootste bekoorlijkheid voor hem had, hoe dàt zijn ideaal zou wezen - en, al pratende over zichzelf, scheen hij in den waan te verkeeren, dat hij ditmaal de rechte snaar getroffen had, en op weg was indruk op het meisje te maken.
Blijkbaar beviel zij hem, en gedurende den geheelen avond deed hij zijn best haar bijna uitsluitend voor zich in beslag te nemen.
Tante Annette, wie niets ontging, dacht er het hare van, en toen zich eene gelegenheid daartoe aanbood,
| |
| |
fluisterde ze hare zuster in het oor, ‘Cor, ik zeg je niets.... van trouwen komt trouwen!’
De avond was een algemeen succes geweest. Reeds begon in het Oosten het licht te dagen, toen Fanny zich in haar bedje vlijde, en nog duurde het een geruimen tijd, eer de slaap hare oogen look. Maar aan wien of aan wat ze gedacht mag hebben.... ze dacht niet aan van Goltz.
|
|