| |
| |
| |
Hoofdstuk XIX Van krantenjongen tot miljonair, of: Pygmalion / Sprookjes voor de middenstand
Plaats van handeling: de achterkant van de kijkkast.
Toneelkonstruktie, kabels, schermen, trukage-dozen, lampen, stoelen, klerenhangers, schoenen, spiegels, kapstokken, schminktrommels, de hele rompslomp blijft zichtbaar zodat het publiek ziet hoe 't stuk in elkaar wordt gezet. Bovendien heeft het spektakel zo'n vorm dat de manipulatie de nadruk krijgt. De spelers hebben niet alleen touwtjes aan hun ledematen, maar wisselen in elke scène ook van rol (kleren en gezicht/identiteit).
Van oudsher heeft de middenstand met zijn leger van kantoorbedienden, ambtenaren, handelsreizigers, onderwijzers, winkelpersoneel, artiesten, verslaggevers, witte jassen-menigte van laboranten, verplegers, bedrijfsartsen, chemici, ingenieurs, met zijn massa kleine zelfstandigen, winkeliers, enz. enz. tussen de klassen gezweefd, tussen de twee strijdende partijen gehangen.
In kritieke fasen zijn die grote en ongrijpbare middengroepen gebruikt om de fundamentele tegenstelling te verdoezelen, schijnbaar te overbruggen: de breukpunten tussen bezitters en afhankelijken te verhelen.
Een gevaarlijk standsbewustzijn (Facade-besef) en sociaal optimisme (Hogerop-komen) karakteriseren de houding van de middenstander. Hij gelooft dat de klassentegenstellingen onbelangrijk zijn (geworden), dat klassenstrijd een achterhaald begrip is, en hij wil films/shows/programma's zien waarin men eenvoudig uit de lagere maatschappelijke groep de hogere binnenstapt.
Dit Assepoester-syndroom spreekt onder meer uit de a-politieke lijfspreuk van de middenstander: ‘Ieder is de smid van zijn eigen geluk.’
Promotion. De ‘Amerikaanse’ ideologie van de man die met absoluut niets is begonnen, van de self-made man, is in werkelijkheid een ideologie van de biologiese selektie. Wie geen sterke ellebogen heeft valt
| |
| |
eenvoudig af. Wie zich goedgekleed staande weet te houden lijkt heel wat.
‘Ik heb mijn masker vergeten en mijn gezicht stak erin.’
E. is een hedendaagse vrouw die de bewegingen uitvoert van de hedendaagse vrouw.
Meer dan iets anders valt een trap in het oog, een houten glanzende trap met een balustrade, even glanzend geschilderd. Die trap gaat naar boven en maakt een bocht en daar is een klein portaal met een palm in een sierpot. Je zou zweren dat het een trap is om mee naar de tweede verdieping te gaan. Tot je op een rustige dag buiten in de tuin staat en merkt dat het huis van de Janssens een plat dak heeft over de hele breedte en dat er nergens iets van een tweede etage te zien is. Dan ga je weer naar binnen, gedreven door een boosaardige belangstelling, bestudeert de trap en het trapportaal en merkt dat ze nergens heen leiden.
Arm maar netjes.
Grootvader leest voor. Een oude man in een propvolle doch propere woonkamer zit onder een schemerlamp over een boek met plaatjes gebogen. Zijn stem hapert vaak, maar klinkt beschaafd en vriendelijk. Onafwendbaar dringt, vroeg of laat, in elk huiselijk gesprek het thema der levensverhoudingen, van het geld, binnen. Daarbij gaat het niet zozeer om de zorgen en het leed der individuen waarin zij elkaar wellicht zouden kunnen bijstaan, als om de beschouwing in het algemeen. Het is alsof men gevangen zit in een theater, en men het stuk op het tooneel moet volgen, of men wil of niet, alsof men het steeds, of men wil of niet, tot object van denken en spreken moet maken. Daarbij kan dan nog de ontzettende dwaling ingang vinden, dat men tot toeschouwer dezer gebeurtenissen, of zelfs tot criticus, is aangesteld. Als ware hunne ontzaglijke beteekenis te projecteeren uit de ruimte van de wereldhistorische beweging in het platte vlak der persoonlijke beschouwing. Maar ieder staat in voor het optisch bedrog van zijn geïsoleerd standpunt! De blinde wil om liever de onaantastbaarheid van het eigen bestaan te redden, dan het door de souvereine
| |
| |
minachting voor zijn individuele machteloosheid en verschriktheid tenminste van den achtergrond der algemeene leugenachtigheid los te maken, wint bijna overal veld. Daarom is de lucht zoo vol levenstheorieën maar gebeurt er in werkelijkheid niets.
Hij is wel bang voor de middengroepen, de lagere kaders vooral, de mensen die noch boven noch onder tuishoren, steeds weer twee kanten bekijken, wikken en wegen, en zo nooit verder komen.
Alles (utopies-romanties) of Niets (scepties-opportunisties).
middenstand, m.l.) klasse der maatschappij tussen arbeiders en kapitalisten: men onderscheidt oude en nieuwe middenstand; tot de eerste behoren de zelfstandige handwerkers en kleine ondernemers, de laatste omvat onzelfstandige ambtenaren en hogere employees.
Sommigen leggen een korte, zakelijke verklaring af. Zij blijken leraren, boekhouders of verkopers (onderschat het peil niet van hen die zich moeizaam uitdrukken) die het zeer op prijs zouden stellen wat gemakkelijker te kunnen praten.
Een vishandelaar vertelt dat hij 's morgens om zes uur moet opstaan, naar de markt gaat en vervolgens de winkel gereed maakt om te kunnen openen en er met zijn vrouw tot zes uur 's avonds te kunnen verkopen. De instrukteur moedigt hem aan iets meer over zijn moeilijkheden te vertellen maar de vishandelaar - het is tenslotte de eerste les - laat het hier nu liever bij.
De vuile was niet buiten hangen.
Grootmoeder, keurig gekapt bij de teetafel, haar voeten op een stoof, kijkt op van haar handwerk en zucht: ‘Als je 't goed bekijkt heb ik m'n hele leven in een gevangenis met open deuren geleefd. Altijd de slaaf van iemand. Ik heb nooit voor mezelf kunnen leven.’
Eksperimenten hebben uitgewezen dat maatschappelijke processen zelden juist en werkelijkheidsgetrouw worden beschreven. Verslagen blijken niets anders dan projekties van de waarnemers en onthullen eerder hun persoonlijke standpunten dan wat door geluidsband of
| |
| |
kamera feitelijk is vastgelegd.
Likken naar boven en trappen naar onderen.
Wat doen de tussenpersonen?
NAAR BOVEN: |
aandienen, aanraden, aanvragen, afsmeken, antwoorden, beamen, beleefd aanbevelen, (be)danken, (be)klagen, bekennen, groeten, lijmen, vleien, pleiten, napraten, verontschuldigen, voorstellen, voorzichtig opperen, overleggen, toegeven, knikken, glimlachen, onder de aandacht brengen, verzoeken, |
NAAR BENEDEN: |
aanmanen, aankondigen, afblaffen, afbekken, aanzetten, aanprijzen, aansporen, oproepen, afkeuren, afsnauwen, bevelen, beschuldigen, beoordelen, betichten, korrigeren, dreigen, eisen, beloven, sommeren, meedelen, terechtwijzen, tegenspreken, uitschelden, waarschuwen, verbieden, |
Hij was een door en door eerlijk en intelligent man, die van wijkagent tot kommissaris was opgeklommen en ofschoon hij besefte dat die glanzende zwarte dienstauto nu eenmaal bij zijn rang hoorde, voelde hij er zich nooit op z'n gemak in - hij maakte er altijd grapjes over alsof hij zo afstand kon nemen van de ongepaste weelde. Ze reden tot vlak bij het fabrieksterrein, de ontruiming van het bezette bedrijf was nog niet begonnen. Hij stapte uit met een vaag schuldgevoel, dat hij zelf onderdrukte. ‘Heb je de dranghekken geplaatst?’ vroeg hij aan de wijkkommandant. ‘Zeker, baas,’ lachte deze, en over zijn schouder naar een tiental overvalwagens wijzend voegde hij er aan toe: ‘We zullen er niet veel vrienden aan overhouden.’
Zoo ver moest en kon het dus met ons komen. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Maar deze dans om den beer en zijn huid tegelijk en om niets anders is toch verbijsterend. Wie van zijn buik zijn God niet heeft gemaakt, die maakt hem van den staat, en al het
| |
| |
andere is slechts een grap of vrijblijvende conversatie waard. Wij verlangen en weten weinig, wij doen weinig, wij hebben geen ruimte, geen uitzicht, geen kern.
Men zei over de overlopers: ‘Ze zijn prachtig tussen twee stoelen in de as komen te zitten.’
Met harde hand nemen wat er te pakken valt. Uit deze agressie van verschillende gedaanten komt tenslotte één figuur tevoorschijn: een kameleon die zich steeds snel voegt naar zijn omgeving, een ledepop met verschillende kleren, meerdere gezichten en wisselende stemmen. De blinde in het kaartspel. Een voorbeeld van aangepast gedrag in een snel veranderende wereld. (Er wordt minder gezongen dan in de meeste andere opera's maar dit benadrukt hier juist de toepasselijke gestyleerde dubbelzinnigheid van het tot een funktioneel minimum teruggebrachte gezang. Aanvankelijk is zelfs overwogen langs twee gescheiden geluidskanalen met kontrasterende teksten voor het publiek de dubbele tong van de ledepop te aksentueren. Maar dat werd teveel van het goede voor één toegangsprijs.)
hij kan lange tijd veinzen dat hij maar weinig spankracht heeft, en zich zonder weerstand de zachte handen laten drukken, - dan, als hij een zwakkere hand voelt dan de zijne, drukt hij die plotseling met een bijna bovenmenselijk harde greep, snoert hem vast, kneust en kraakt hem, trekt hem onverbiddelijk naar zich toe, en eet hem op, vreet ook het gezicht weg, of tenminste wat hij te pakken krijgt, de neus, de oren, hele wangen,
De middenstand heeft zich altijd bedreigd gevoeld, zowel door de bovenlaag als door de benedenlaag, maar heeft ook meestal liever zijn feitelijke belangen opgeofferd (verkocht) dan zijn sociale illusies.
De kelner wil wisselgeld halen, maar de man wappert met z'n servet, likt z'n lippen af en zegt met volle mond dat het goed is (‘Laat mmmmaar zzttnn, jongen’). De kelner is zichtbaar verbluft, steekt bij wijze van groet een vinger op en loopt buigend en knippend achteruit. Het is duidelijk dat hij begrijpt met een man met geld te doen te hebben.
| |
| |
Wat status betreft identificeren deze tussenlagen zich met de bezitters en ontwikkelen zich tot tegenstanders van het plat pratende en armoedige werkvolk. Toch verandert de situatie. De middenstand bestaat uit steeds meer heen en weer geslingerde groepen van loonafhankelijken. Pas in een krisis raken deze groepen politiek op drift - en drijven dan vaak in de richting van een fascistiese massabeweging. Zie Duitsland, Duitsland, de vlag in top. Deel IV en V.
Het is met den nood als met de koû: het jaagt de menschen op een hoop bij elkaar. Het kan gebeuren dat uit het op-elkaar-aangewezenzijn iets groots ontstaat. Maar onder zulke omstandigheden kan nog iets anders verloren gaan dan de onderlinge afstand. De nuchterheid geraakt in gevaar, waar de verhoudingen tusschen de menschen al te zeer vergroeien. Met het verdwijnen der speling wordt het leven als een roman (de dingen worden op hun kop gezet, ja). Zooals in een boek de gebeurtenissen gerangschikt worden om de menschen binnen een kring te voeren, waarin zekere figuren altijd scherpomlijnd tevoorschijn treden, zoo verengt de nood het leven der behoeftigen dermate, dat zij de kracht verliezen afstand te houden ten opzichte van iemand of iets in hun omgeving, en dat zij deze machteloosheid somtijds zelfs als een door het lot geschonken rijkdom willen genieten - en zich overgeven.
zweven, hoe lang nog tussen de strijdende partijen hangen?
Schoolradio. Vanmorgen vertellen wij de geschiedenis van een kleine zelfstandige, een vishandelaar die door de ekonomiese ontwikkelingen gedwongen wordt zijn zaakje op te geven. Er zit niks anders voor hem op dan als ongeschoold arbeider in de dichtstbijzijnde fabriek (een papierkoncern) te gaan werken. Hierdoor verandert zijn mening over de maatschappij. Hij ontdekt bijvoorbeeld dat de mogelijkheden van deze tijd alleen maar voordelen opleveren voor een kleine groep mensen. Samen met een werkende jongere, die hem vroeger al hielp in z'n winkel, en met zijn vrouw en zijn kollega's in de fabriek, stelt de vroegere visboer vast dat er verzet moet worden geboden. De maatschappij zit verkeerd in elkaar, er moet heel wat veranderen. Kern van de zaak is dat alle mensen over hun werk en hun eigen leven moeten kunnen beslissen en niet overgeleverd mogen zijn aan
| |
| |
een paar lui met geld. Geld dat ze zelf trouwens/
Deze ontwikkeling wordt meestal beschreven als de tendentiële proletarisering van de middenklasse. Maar wat nog aan de proletarisering voorafgaat, is de weerstand ertegen, de angst ervoor en de door díe bedreiging opgeroepen emotie.
‘De SS-man was anti-kapitalisties en hij leek er trots op een proletariër te worden genoemd door de nationaal-socialistiese beweging. De vroegere detailhandelaar of ambachtsman, de bezitloos geworden boer, de werkloze intellektueel die nooit tijd of geld had gehad om zijn studie af te maken, de onderwijzer - al deze groepen hadden een afkeer van kapitalisme, evenzeer als de kommunisten en socialisten dat hadden. Maar voor hen was het sociale imperialisme een aanvaardbare uitdrukking van hun verlangens en een adekwate formulering van hun aanspraken op waardigheid en zekerheid. Voor hen was het internationaal socialisme een onhoudbare visie - omdat zij de basis haatten waarop de socialistiese strategie berust: de gelijkheid der mensen, de georganiseerde rechtvaardigheid.’ Einde citaat. Geïnteresseerden verwijs ik nogmaals naar Duitsland, Duitsland, de vlag in top, in het bijzonder naar de delen IV en V.
Daar staan ze dan, schouder aan schouder: de meubelverkoper, de kapper, de opticiën, de boekhandelaar, de slager, de drogist, de bonthandelaar, de muziekhandelaar, de kunsthandelaar, de bakker, de schoenmaker, de antiekhandelaar, de tandtechnikus, de radio- en tv-handelaar, de pianoleraar, de belastingkonsulent, de vishandelaar, de garagehouder.
Schouder aan schouder lopen ze over de hele breedte van hun winkelstraat. Onder een enorm spandoek, waarvan - van hieruit - slechts de helft te lezen is: WIJ PROTESTEREN TEGEN
|
|