Hoofdstuk IX Een leerzaam uitstapje
Het was of men er tegen wil en dank werd vastgehouden. Was het werkelijk tegen wil en dank? Maar niemand dwong ons hier te blijven. Waarom zijn we niet zomaar de deur uitgelopen?
Nu is het uitstappen uit een' reiswagen waarin men lang over den weg gehotst heeft, niet zoo gemakkelijk.
Nagenoeg als bij de arme Sauriërs uit de vóórwereld, die door lang wachten ten laatste een integrerend deel uitmaken van de klei, waarin ze aanvankelijk niet gekomen waren om daarin te blijven, heeft er ook bij reizigers die wat naauw opéén gedrukt en in gedwongene houding, te lang gezeten hebben in een' reiswagen, iets plaats wat ik u voorstel ‘assimilatie’ te noemen.
Men weet eindelijk niet juist meer waar het lederen kussen van den wagen ophoudt, en wáár de ikheid aanvangt; ja, ik ben niet vreemd aan het denkbeeld dat men in zulk een' wagen kiespijn of kramp hebben kan die men voor mot in het laken aanziet, en omgekeerd.
Waarom stellen we geen vragen meer? Waarom steken we onze vingers of vuisten niet op?
Zoo heb ik mij zelven dikwijls afgevraagd of niet vele dwalingen die onder ons kracht van wet hebben, vele ‘scheefheden’ die wij voor ‘regt’ houden, dááruit voortvloeijen dat men te lang met één gezelschap in één reiswagen heeft gezeten?
Het been dat ge daar links uitsteken moest, tusschen de hoededoos en het mandje met wasgoed; de knie die gij gedrukt hield tegen het portier, om de dame over u niet te doen denken dat ge een' aanval in den zin hadt op krinoline of deugd; de gelikdoornde voet die zoo bang was voor de hakken van den medereiziger naast u; de hals, dien ge zoolang links moest wenden omdat het dropt aan de regterzijde; zie, dat worden zoo alle ten laatste halzen, en knieën, en voeten, die