Sleden.
Dat is me een aaneenschakeling van ongelukken geweest, en hoe is 't mogelijk, de deugnieten lachen nog: ‘Ja, zoo'n pret hebben we nog nooit gehad’, zegt Aart, die een groot gat in zijn kous heeft gevallen. Maar de zusjes denken er anders over. ‘Je kunt met jongens ook nooit iets beginnen, altijd zijn ze even woest, en denken zeker dat een meisje maar een stuk hout is of zoo iets. Nu hoor, dat is ééns geweest, maar nooit weer’.
Elsje is dan ook erg geschrokken. Zij dacht heusch dat ze door 't ijs heen gingen, het kraakte geweldig.
In dien tijd staan de jongens elkander af te kloppen en na te kijken of de broeken en jassen erg gehavend zijn, want o, wee, Pa is in die dingen niet erg makkelijk, daar weet Ferdinand van mee te praten. Gelukkig loopt het met de scheuren nog al goed af en ze denken er hard over om de sleê weer voor een verderen tocht klaar te maken, maar.... zoo'n avontuur geeft dorst en zoo warm zijn ze ook al niet meer en daarom zegt Marietje: ‘Weet je wat, laten we een kopje warme melk gaan drinken bij Bram: ik heb een dubbeltje van Mama gekregen en als jelui er wat bij legt, komen wij er wel’.
Nu dat was zoo kwaad niet; de beide jonge dames stappen uit de sleê en daar gaat het in optocht naar het koekenzoopie.