Om de schaatsenkraam.
‘Wat is dat voor 'n oploopje in de verte, daar is zeker heel wat te zien’, denkt Fritsje en hij zet het op een draf om er gauw bij te wezen. Kijk eens, daar staat warempel een heele kar met Friesche schaatsen, nu kun je uitzoeken: IJlster, Winschoters, nieuwe banden, riemen, kortom alles.
Natuurlijk staat er een heel troepje kinderen bij, te hunkeren naar die mooie schaatsen. ‘Hè als ik er zòò'n paar had; die daar met die gele riemen, 'k wed dat ze niet eens zoo duur zijn!’ ‘Dat denk je maar, zeker wel twee gulden; mijn broer heeft laatst echte Friesche gekocht en die kostten wel vijf gulden’. ‘Ik vraag er een paar aan Papa’, zegt Greta, ‘ik ben toch gauw jarig en poppen heb ik al zooveel. St. Nicolaas komt toch ook nog. Weet je wat? laten wij er een paar in onze schoenen vragen’.
En zoo heeft ieder wat te wenschen. Jan, de gelukkige eigenaar van een paar mooie heeft zoo woest gereden dat de hakkeband gebroken is en nu komt hij bij vrouw Baanders om een nieuwe riem. Hè! alle kinderen benijden hem en hij kijkt ze tusschenbeide aan met een gezicht alsof de heele wereld hem toebehoort.
‘Uit den weg uit den weg!’ hooren wij opeens roepen en kijk eens, zes jongens aan een rist; wat een branies, die kunnen het hoor!
O wee, die kleine zus achter het stoeltje, hoe zal die uit de voeten komen? 't Loopt gelukkig goed af. Ze zwieren haar netjes voorbij. En die vroolijke Frans in 't midden lacht ons geloof ik braaf uit.