IJs in het water.
Gijs en Leentje moeten een heel eind loopen van huis naar school, en dan door de sneeuw! - geen wonder dat ze te laat kwamen. Gelukkig zag de onderwijzer het dan ook door de vingers en kregen ze geen straf; maar eigenlijk had de sneeuw er heelemaal geen schuld aan, het was wat anders en dat zal ik je stilletjes verklappen.
De weg loopt langs een breede sloot en toen zij dien morgen van huis gingen, zei Gijs: ‘nou 't vriest dat 't kraakt, 'k wed de sloot ligt dicht’, en ja hoor het was zoo. Een paar kraaien trippelden deftig op 't ijs heen en weer en riepen ‘kraai, kraai, ik durf wel’. Nu, dat laat een jongen zich geen tweemaal toeroepen. Gijs nam dan ook een steen en zei tegen Leentje: ‘kijk als die er niet doorgaat, dan kan ik er ook op.’ Maar Leentje was veel voorzichtiger dan haar wilde broer, en zij riep met een angstig stemmetje: ‘Gijs, als je 't doet, vertel ik 't aan den meester hoor!’
Nu was Gijs, om de waarheid te zeggen daar wel niet zoo heel erg bang voor, maar Leentje was zoo'n lief zusje, dat hij háár niet in angst wilde brengen, en daarom zei hij: ‘nou, weet je wat, als 't heel sterk is, gaan we 't morgen samen eens probeeren op schaatsen’.
Maar toch moest hij nog heel wat steenen op 't ijs gooien eer hij er aan dacht, dat de school er ook nog was. Geen wonder dan ook, dat zij dien morgen zoo laat kwamen, zonder dat de sneeuw er schuld aan had.