De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De trotsche Majoor. Een zeker welbekende majoor, Komt groot zich als een koning voor, Zoodra hij is te paard gezeten, Wil hij van niemand meer iets weten. Maar heel snel kan het paard nooit gaan. Het dier is daarvoor te zwaar beladen. Want, denkt eens aan, driehonderd pond Weegt de majoor Van Dietersrond. Eens reed de majoor weer te paard, En onze bengels, stout van aard, Roepen nu dra uit spotternij: ‘Geeft acht, - daar komt het regiment voorbij!’ Het paardje steigert, de zweep valt neer, En treft de bengels keer op keer. Terstond roepen nu onze beide helden: ‘Wacht maar, d{problem}t zal ik u vergelden!’ Iets later had de majoor dit weer vergeten. Hoog op zijn ros was hij gezeten, Want hij reed mee met de parade, De bengels kennen geen genade. Maar spoten, 't is wel haast te dol, En paard èn ruiter de oogen vol Met water, Hans en Frans wat leeper, Spuit 't paard vlak in den neus met peper. Het paard verschrok, begon te steigeren, En was zoo beleefd zijn diensten te weigeren, Zoodat de trotsche majoor Zijn paard en zijn schako verloor. Hij zelf viel daarop in 't zand, Verloor daarbij zijn verstand. Want zijn hoofd kon dien schok niet goed verdragen, De bengels zullen hem nu nooit meer plagen! Vorige Volgende