De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 14] [p. 14] Een smakelijk Middagmaal. De dikke kok van het kasteel Bederft van het eten het grootste deel. Hij zegt, dat de bengels er schuld aan zijn, In waarheid komt het door den wijn! Zij kregen - onverdient - menig pak slaag, Maar de jongens, in hunne wraak niet traag En altijd even moedig - nimmer laf, Bedachten voor den kok een uitstekende straf. Eens braadde de kok voor een feestdiner Een prachtige, malsche, jonge ree, Dat, door de geopende k{problem}ukendeur, Door 't huis verspreidde eenen heerlijken geur. Ook onze bengels rooken dit, En zagen het prachtige dier aan het spit, En fluks is weer eene grap bedacht, De jonge ree wordt weggebracht. Zij halen nu gauw uit een hok, Een ouden, pas gestorven bok. Aan 't spit hangt nu ons jongenspaar Den ouden bok, met huid en haar. De lucht van het verzengend vel Waarschuwt den leugenkok heel snel. Hij wordt doodsbleek, zijn adem stokt Bij het zien van dezen ouden bok. Natuurlijk kreeg de oude kok Het met den slotheer aan den stok, Die over dit bedrog ontdaan Hem gebood, terstond naar huis te gaan. De bengels aten nu, voor hun diner, De overheerlijke, malsche ree. En bij het gekijf van kok en mijnheer, Smaakte de ree hen des te meer! Vorige