De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Dokter Levertraan. Ontbood men dokter Levertraan, Dan kon men er altijd vast op staan, Dat hij, al ging 't ook op dood en leven, Den zieke slechts levertraan wilde geven. En als hij naar een kind soms ging, Uit zijne zak een flesch steeds hing Met levertraan, die kort en goed Steeds ieder kind genezen moet. Toen Hansjes kleine teen eens pijn heeft gedaan, Was zijn eenige geneesmiddel, levertraan, En Frans, die eens niet goed kon slikken Dacht door de levertraan te stikken. Twee flesschen vol moest ieder nemen, Maar baat daarbij vonden zij geene Daar Fransjes keel steeds erger zwol, En Hansje werd van de pijn haast dol. Toen namen beiden een besluit: Zij goten snel de levertraan uit Al in des dokters besten hoed; Verdwenen daarna toen met spoed. En toen de dokter een vriend ontmoette, Dien hij met den hoed van het hoofd begroette, Stroomde, als een lange, gele plas, De vettige levertraan langs zijne jas, Langs zijn gezicht, zijn haar, zijn mond Stroomde nu ook de levertraan terstond. Op straat bleef dadelijk ieder staan, En keek naar dokter Levertraan. En alles bleef vast aan hem kleven, Nooit heeft hij ‘levertraan’ meer voorgeschreven, En Hans en Frans hadden pret voor tien, Maar Dokter Levertraan liet zich nooit meer zien! Vorige Volgende