De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Een aangename Nacht. Hoog in den boom zijn zij gezeten. En zitten noten daar te eten. Maar buurman, wien de boom behoort, Is bij het zien daarvan verstoord. Al spoedig grijpt hij van de jongens een' En trekt dien stevig aan zijn been; Doet dan wat hem het beste past En bindt hem nu heel stevig vast. Tot Frans zegt hij: ‘Kom hier, mijn zoon, Ook gij krijgt eindelijk eens uw loon, Ik laat u beiden, lieve snaken, Eens kennis met mijn roede maken. Ik haal u uit den boom vandaan, Uw snoepen komt u duur te staan, En Bello, mijne lieve vrinden, Zal verder raad wel met u vinden!’ Maar ziet, met een paar koene sprongen Springt naar beneê de stoute jongen, En gooit, - die inval is niet dom - Zoo gauw hij kan de ladder om. Bevrijdt dan Hans zoo gauw hij kan En stoort zich niet aan 't gegil van den man, En voor de bengels weg nu l{problem}epen Zij spottend nog ten slotte riepen: ‘Kom, buurmanlief, haal ons toch in, En maak met het straffen een begin, En zeg tot Bello dat hij ons bijt, Als gij uit den boom verlost eerst zijt!’ Den bengels hoorden tot hun verblijden Den buurman gillen en hard schreien, En jammerend heeft hij heel den nacht Hoog in de boomen doorgebracht. Vorige Volgende