De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] De Koekendans. Hier ziet gij bakker Kogelrond, Hij weegt precies drie honderd pond, Hij bakt zoo vreeselijk klein het brood, Dat ieder lijdt door hongersnood. En dagelijks doet hij zich te goed, En dikker wordt hij steeds vol spoed, Maar dunner wordt, dat ziet gij gauw, Mijnheer, het kind en ook mevrouw. Van dikte kon hij niet meer loopen; Kon zelfs zijn brood niet meer verkoopen, En vaak dacht hij in bange uren: ‘Hoe lang zal dat getob nog duren?’ Eens maakt hij, zooals hij vaker deed, Veel honderd koeken weer gereed, En vergenoegd berekent hij al, Wat hem die massa wel opbrengen zal. Maar eensklaps geeft hij eenen gil, ‘Wat is daar toch om Hemels wil?’ O ziet die witte spoken aan, Die plotseling dreigend voor hem staan. Van angst laat hij de koeken vallen, Gebroken zijn ze natuurlijk allen. Hij springt van links naar rechts als dol, De bakkerij lijkt een betooverd hol. Zoo dansend wordt hij dun als een pier, De spoken hebben veel plezier, En wie was de schuld van dezen dollen dans? Wel, onze bengels, - Frans en Hans. Vorige Volgende