De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Een Kippengeschiedenis. De grootste trots van boer Nimmerzat Was, dat hij vier hennen en twee hanen bezat, Met een vederpracht, zóó schoon en rijk, Aan geen van de kippen uit het dorp gelijk. Maar, wee, als er eens iemand kwam, Die een veertje uit zijn kippenhok nam, Dan kwam dit hem heel duur te staan, Daarvan wil ik u eens vertellen gaan. De jongens zamelden veeren, dat zag de boer, Hij snapte de bengels, want hij lag op de loer, Het was toen tot straf, dat Hans verloor De helft van zijn rechteroor. En Frans hield hij zoo stevig bij zijn haren beet, Dat hij niet alleen veel pijnen leed, Maar dat zij meteen uit zijn hoofd werden gerukt En hij er uitzag als een kip, zoo kaal en geplukt. De jongens hadden nu veel verdriet, Maar geen van beiden die 't daarbij liet. Zij plukten eerst alle kippen kaal, En verschaften hen daarna een heerlijk maal. Zij weekten eerst brood in brandewijn En gaven dit alles aan groot en klein, En dronken werd heel gauw - 't is waar, De heele kale kippenschaar. Den kippenboer, den gierigaard, Bleef deze aanblik niet bespaard. Hij vloekte, dreigde, raasde, tierde. Bij het zien van het dronken pluimgedierte. Hij schreeuwde luid: ‘'t Is een schandaal, Nu zijn mijn lieve kippen kaal!’ Hij trok in wanhoop en tot besluit Zich zelf nu ook de haren uit. Vorige Volgende