De guitenstreken van Hans en Frans(1902)–Stella Mare– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Door het IJs gezakt. De dikke Willem van der Pol Heeft steeds zijn hoofd met onzin vol. Rond als een hoepel zijn zoo waar Zijn beide beenen, kijkt het maar. En steeds vertelt hij al zijn' vrinden: ‘In mijn hoofd is het meest verstand te vinden.’ En hij tapt moppen altijd door Zoodra hij vindt een luisterend oor. Maar Hans en Frans, die 't niet kan schelen, Begint dat gebluf al gauw te vervelen. Zij zinnen en peinzen dag en nacht, Tot daartegen iets is bedacht. Zij spraken tot hem: ‘Hij is wijs, Die hedenmidden op het ijs De menschen 't allermeest vermaakt, En hen het meeste lachen laat!’ ‘Goed,’ zei nu Willem, in zijn schik, ‘De alleraardigste ben ik. Geen zal zich dan ook wel vermeten, Nog geestiger dan ik te heeten.’ De weddenschap ving 's middags aan. Frans kon goed beentje overslaan. Hans danste, doch dit hieip geen zier, De menschen hadden geen plezier. Maar Willem zei: ‘Kijkt nu naar mij, Maar laat mij eerst een plaatsje vrij, En ziet naar mijne kunstige stukken, Die heden zeker niet mislukken!’ Terwijl hij met de armen zwaait En vroolijk met zijn mutsje waait; Daar scheurt zoo waar het ijs vaneen En Willem zakt er nu doorheen. Nu spartelt hij, en gilt heel luid. Dàt ziet er heusch héél grappig uit. Hij heeft de lachers op zijn hand, Maar nooit had hij zóó erg het land. Vorige Volgende