Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] De t' huiskomende zeeman. Wijze: Wij dragen met gelijke zinnen. 'k Zie reeds de blaauwe duinen pralen Daar is het lieve Vaderland, Nu mag ik ruimer ademhalen, Welhaast betreden wij dat strand; Naa eene reis van vierpaar jaaren, 'k Verlaat, Neptun uw woeste baaren, En zoek op Batoo's kust Naar liefde en zagte rust, En zagte rust. Waar men op 't waereldrond mag zwerven, Men vind 'er Neêrlands zoetheid niet; U moest ik, blanke Meisjes, derven, Dit baarde mij het grootst verdriet. Doch nu zal 'k aan uw zijde leven Mijn hart aan 't liefste hartje geven. Ik zoeke op Batoo's kust, Naar liefde en zagte rust, En zagte rust. [pagina 64] [p. 64] Hoezée! daar daald het anker neder, Men maakt de bolle zeilen digt; Nu leeft de gulle blijdschap weder, Ik zie 't genoegen op 't gezigt Van all' de maats en zeeliên glooren, Hoezée! nu word de vreugd herbooren Ik zoeke op Batoo's kust, Naar liefde en zagte rust, En zagte rust. Nu rasch de logge sloep in 't water, Fluks mannen, val, de riemen uit! Zoo vaaren wij door 't golfgeklater Ter haven in, bij 't blij geluit Van 't schel Hoezée! daar welkomgroeten, Ons reeds van Helvoets hoofd ontmoeten; Ik zoeke op Batoo's kust, Naar liefde en zagte rust, En zagte rust. Zijt welkom, aan de wal o mannen! Hier kan een frisschen dronk op staan; Kom Hospes, schenk nu volle kannen, De groote reis is afgedaan: De verre reis van vierpaar jaaren, Vaar wel nu vlotte kiel en baaren; Ik zoek op Batoo's kust, Naar liefde en zagte rust, En zagte rust. Vorige Volgende