Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Dorant bij het lijk van Cilia. Wijze: o Mijn ziel! leg uw verwagting. Dierbre schat, aanbidlijke Engel! Moest gij in den zilten vloed, Om Dorant, dus 't leven derven! Moest dan d'afgrond, dus verwoed, Met den bliksem samenspannen, Met den donder dus vereend, Al mijn heil van 't aardrijk bonzen! Waar toe deze magt verleend? - Marmer beeld, ter neêr geslagen, Schat, weleer zoo schoon, zoo waard! Waarom, woeste zee - orkaanen, Zoo veel schoonheid niet gespaard? Kon, ach kon haar dierbaar leven, Dan uw woede en wraak voldoen; Deed gij om uw moed te koelen, Dus mijn kwijnend harte bloên? [pagina 31] [p. 31] 'k Zag de donder saam vergadren, Boven 't hoofd van mijn vriendin; Bliksemflitsen, zwavelvlammen Schooten op ons hulkjen in. Hemelhooge waterbergen, Bruischten op haar blonden kruin, Eindlijk smeet ge, o doodaanvoerder! Levend Mij!.. Haar, dood op 't duin. Daar ligt nu de bloem der schoonen, De eer van Nantes vrouwenkoor, Als een sneeuwvlok weggesmeeten; Blanker dan het blankst ijvoor. Waar zijn nu die roode lippen, Waar dien liefderijken mond, In wier taal ik englen vreugde, Zaligende wellust vond? - Och! waar ik met u gestorven, Schuldloos offer! - Norsche vloed, Waarom mij misgund te sneeven, In haar arm! De dood was zoet, Mogt ik dien met haar slegts smaaken; Doch, nu van haar hart gescheurt, Zal ik kwijnend, langzaam sterven, Hulploos sterven, moê getreurd. [pagina 32] [p. 32] 'k Zie mij van rondom verlaaten! Hier verschijnd geen sterveling! Niets dan 't lijk van mijne dierbre, Zie ik in een steilen kring Akelige, dorre klippen! Daar een onafmeetbre zee! Honger zal mij hier verslinden, 'k Zie dat vreeslijk monster reê! - 'k Sterf dan aan uw zij, mijn schoone, Uwe ziel reeds sterrenwaard', Leeft nu in volmaakter transchen, En ik moet nog op deze aard', Met een duldeloos verlangen, Afgemarteld door natuur, Door de wanhoop afgestreeden, Haken naar dat zalig uur. Goôn wat heil! - ik voel mijn kragten, Reeds verflaauwen, kom o dood! Welkom engel, dierbre trooster! Red mij in mijn' jongsten nood. 'k Voel 't! - o ja! - 'k word haast ontbonden. 'k Leg mij bij mijn marmerbeeld, Laas! - mijn kragt bezwijkt! - ik sterve, 'k Heb mijn treurrol afgespeeld. Vorige Volgende