Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap
(1790)–Gerrit Manheer– AuteursrechtvrijRomêo in de grafkelder van Julia.Wijs: Het ligchaam sliep gerust en ongestoordGa naar voetnoot(*).Dit aklig hol besluit dan mijné Gaê,
Het leven van mijn leven,
Mijn dierbre schat, mijn schoone Julia,
Geen Tempeltrans, hoe pragtig, hoe verheven
Was rijk genoeg voorheen
Voor haar, die nu gelijk een bloem ligt afgesneen.
Eerlang zal ik ook woonen
In 't zelfde Vredehuis, bij u, o roem der schoonen!
| |
[pagina 21]
| |
o Hof der doôn, waar in de ontzielde leên
Gemeenzaam met de wormen,
Van tombe in tombe, in 't naauwst verwantschap treen;
En alles in verzwindend stof hervormen!
Ik koom, tot u, ik koom!
Gij akelig verblijf, verwek den blooden schroom,
Mij zijt gij lief. Twee Englen;
Twee zielen, zullen zich in uw verblijf vermenglen.
Zoo ik hier eens Tebaldo's doodkist vond,
Hoe vreeslijk zaagt ge u wreeken,
Tebaldo ach! - was ik 't, die u doorwond'!
Twee zijn 'er u ten wraak, ten wraak bezweken!
Verdien ik dit verwijt?
Dit graf, dit vriendenkluis, verzoend ons voor altijd;
Hier onder dit gesteente,
Vereenen we ons gebeent', met Julia's gebeente.
Mij roept o ja! - mij roept de schoone toe! -
Deez' zal haar doodkist wezen! -
Weg, nijdig dek'! - dat ik mijn wensch voldoe! -
Laat mij haar zien! - Mijn bruid! mijne uitgelezen!
Hier ligt mijn roos. o Ja! -
Help Goôn! - o tranenvloed, besproei mijn Julia! -
'k Wil mij met haar vereenen! -
Kom dierbre drank, wil mij hier toe uw hulp verleenen! -Ga naar voetnoot(*)
|
|