Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Roosjes ongeduld. Wijs: Pensez vous jeune Lisette, &c. Ik tel reeds al agttien jaaren, En nog word ik niet bemind! Gistren zag ik Philis paaren. Ach! ik wierd gelijk ontzind, Wanhoop deed mij traanen storten, 'k Zou mij 't leven schier verkorten; Wijl ik niet, ach welk een druk! Deelen mag in dat geluk. Deed ik niet mijne offeranden, Venus, toen 't uw Jaarfeest waar, Op uw blakend Outer branden? 'k Bragt het liefste duivenpaar En een lammetje u ten offer; De eelste wierook uit mijn koffer Schonk ik u, op dat mijn pijn Door u mogt gebalzemd zijn. [pagina 16] [p. 16] Waar meê kon ik u verstooren? Zeg mij, wreede Mingodin! Dat gij mij niet wild verhooren, Niet één jongling door de min, Voor mij 't fiere hart doet blaken? Koom, wil Roosjes wensch volmaken, Schuimgodes geef mij gehoor, Eer ik in uw' gloed versmoor. Alles mind, mag streelen, kusschen, Ieder duifje heeft een gaê, En voeld haare vlammen blusschen, Mingodin, ai! toon gena, Gun mij toch, die zoetste zoetheid, Cloé roemd steeds op uw goedheid, En ik word door u veracht, Daar gij met mijn smarten lacht! - Maar ik heb 't besluit genomen Om Leander, zelf mijn min, Wat 'er ook uit voort mag komen, Aan te bieden, schuimgodin 'k Zal hem smeeken; 'k zal hem streelen, En zoo lang van liefde kweelen, Tot hij, warm door mijnen gloed, Aan mijn kwijnend hart voldoet. Vorige Volgende