Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] De verlangende minnares Aan Neptun. Wijs: Laatstmaal als ik in 't Maisaizoen. Ge ontroofd aan mij, o God der zee! Aan mij, een dierbren vrind, En voerde op uwe golven mee, Hem, die mij teeder mind! Mijn leven, al de vreugd Van mijne lentejeugd. o Wreedaart! - Neen weldadig God, Bestuur mijns minnaars lot. Ach! leest mijn dappre Zeeman nog? Waar zwerft mijn jonge held? Waar drijft hij, op uw bruischend zog? Betoom het woest geweld Der baaren, door uw vuist, Stuur, hoe uw pekel bruischt, De vlugge kiel langs 't regte spoor, Neptun! geef mij gehoor! [pagina 11] [p. 11] 't Verbeeldend denken schilderd mij Uw baaren voor mijn oog, Mij dunkt ik zie, aan alle zij', Uw' golven, hemelhoog! Daar vliegt de ranke kiel, Op Nereus waterwiel, Naar 't sterredak; daar stort zij weêr, Help Goon! ten afgrond neêr. - Ik hoor 't gekraak van mast en want! Daar bliksemvuur en wind, De kiel bestormt aan alle kant, Neptun, behoed mijn vrind. Al mij! daar stort het schip Te bersten, op een klip! Help Goon! mijn vriend! mijn' dierbre schat Smoort in het woedend nat! - Hij zinkt, ten afgrond! ach! ik zie 't! - Te wreed! te wreed! - Helaas! - Verbeelding die mij soltert, vlied Ontvlied mij, - ach! hoe dwaas, Gaf ik aan u gehoor. Schep moed o Leonoor! Uw Minnaar leeft, o God der zee! Voer, voer hem aan deez' reê. [pagina 12] [p. 12] Hoe blij' zal ik mijn dierbaar pand Dan drukken aan dit hart! Streef zeeheld, streef naar 't Vaderland, Zoo vind ik 't eind der smart. In mijnen arm vergeet Gij ongemak en leed; Dan, dan kent ons geluk en heil, o Minnaar! maat noch peil. Vorige Volgende