Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap(1790)–Gerrit Manheer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Aria. Wijs: Vrijheid, blijheid lust van 't leven. Waarom jongmans zou ik treuren, Schoon mijn minnaar mij verlaat? 'k Mag mij zelf gelukkig keuren, Dat hij, nog in tijds, zijn haat En zijn afkeer mij deed blijken. 'k Ben nog vrij, waar ik getrouwd, En zag ik zijn min dan wijken, Ach hoe had het mij berouwd! Kleon's aart is wispeltuurig, En schoon hij mij, dag aan dag, Altijd vleijend, even vuurig, 't Hart bestormde door geklag. Ach gun mij één enkel reisje Schoone, bad hij, 't zoetste zoet! En elk weet, een teeder Meisje, Is somwijl wel eens te goed. [pagina 7] [p. 7] Maar ik niet! geloofd mij waarlijk! 'k Zweer het, bij mijn maagdebloem! 'k Vond het snoepen hoogst gevaarlijk. Jongmans, daar op draag ik roem. Neen, hij mogt niet verder raken, Dan, dat hij eens, bij geval, Malsche kusjes van mijn kaken; Ook wel, van mijn borstjes stal. Waarlijk, Jongmans, neen niets meerder Heb ik ooit aan hem gegunt. Altoos zei ik, foei, niet veerder! Zoo als gij wel denken kunt. 'k Voelden 't hartje wel eens beven Ach! wat kuste Kleon teer! Kusjes heb ik hem gegeven, Kusjes, Jongmans, maar niet meer. Eenmaal waar ik schier bezweken, Ach wat is een Meisje zwak! Voor zijn vleijen en zijn preeken, Maar ik zei, neen, wagt tot strak! Lieve Kleon! - doch, 'k heb waarlijk, Waarlijk 't maagderoosje nog. Ach! 't bewaaren valt bezwaarlijk. Lieve Jongmans g'loof mij toch. Vorige Volgende