Kransje van letter-bloempjes, voor Neerlandsch jufferschap
(1790)–Gerrit Manheer– AuteursrechtvrijDe gelukkige echtgenoot.Wijs: Werther, eeuwig dierbre Werther.Ga naar voetnoot(*)Ik wil 't heil van 't Huwlijk zingen,
Dat mij niet dan wellust baard,
Nooit kan ons meêr heil omringen,
Dan wanneer men wel gepaard,
Duizend zaligheden smaken
Met een liefderijke Vrouw,
Die ons welzijn wil volmaken,
Door standvaste liefde en trouw.
| |
[pagina 62]
| |
Roosje schonk aan mij geen schijven,
Neen het Meisje had geen Geld;
Deugden, die in waarde blijven,
Heeft zij in de plaats gesteld.
Malsche schoonheid, poez'le leden,
Zagten inborst, gul, oprecht,
Heeft zij naast aanvalligheden,
Aan getrouwe min gehecht.
Zij vind in haar staat genoegen;
Altijd vriendlijk en bedaard,
Kan zij zich naar alles voegen,
Wat het wentlend noodlot baard.
Lustig, ievrig in haar' zaken,
Zindlijk, spaarzaam en beleefd,
Doet zij mij een zoetheid smaaken,
Die geen Vorsten rijkdom geeft.
Zagte vrede, brave zorgen,
Nooit volroemde Huwelijksmin,
Neemen mee de blijde morgen
Reets mijn Roosjes boezem in.
'k Zie mijn spruitjes welig groeijen
Door haar liefde en vlijt gekweekt,
En in vollen welvaart bloeijen,
Daar Haar nimmer iets ontbreekt.
| |
[pagina 63]
| |
Zoude ik dan niet dankbaar wezen,
Voor dien zegen, voor dat Heil?
Dierbre Engel, uitgelezen,
Mijn geluk kent maat, noch peil.
Dat de dood het eerst mijn oogen,
Sluiten mag geliefde Vrouw,
Want wierd Gij mij 't eerst ontogen,
Ik stierf op uw graf van rouw.
G.M.
|
|